This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 10 min
Items in this lesson
Onderwerp en lijdend voorwerp
Nederlands 3.7
Slide 1 - Slide
timer
10:00
Lezen.....
SSSTT!
Slide 2 - Slide
Stappen bij zinsontleden
1. Zoek de persoonsvorm (PV).
Dit doe je door de tijdproef te gebruiken. Je kunt evt. controleren door de zin vragend te maken of enkelvoud-meervoud te wisselen. Zet de PV tussen zinsdeelstrepen en zet een streepje onder de PV.
Slide 3 - Slide
Wat is de persoonsvorm in de zin:
"De persoonsvorm is altijd een werkwoord."
A
De persoonsvorm
B
is
C
altijd
D
een werkwoord
Slide 4 - Quiz
"Ik wil weten of hij dat belooft."
Wat is de persoonsvorm/ wat zijn de persoonsvormen in deze zin?
A
wil
B
wil, belooft
C
belooft
D
wil, weten
Slide 5 - Quiz
Wat is de persoonsvorm in deze zin?
"Hoe vind je ook alweer de persoonsvorm?"
A
Hoe
B
vind
C
je
D
ook
Slide 6 - Quiz
"De persoonsvorm is altijd een werkwoord."
Wat is de persoonsvorm?
A
De persoonsvorm
B
is
C
altijd
D
een werkwoord
Slide 7 - Quiz
Wat is een WG?
A
de pv
B
alle andere ww in de zin
C
de pv + alle andere ww in de zin
Slide 8 - Quiz
Stappen bij zinsontleden
1. Zoek de persoonsvorm (PV).
2. Zoek het werkwoordelijk gezegde (WG).
Dit zijn alle andere werkwoorden in de zin. Zet de WG tussen zinsdeelstrepen en WG onder alle werkwoorden, dus ook de PV.
Slide 9 - Slide
Wat is het werkwoordelijk gezegde?(wg) "Ik ben naar de winkel gegaan."
Wat is het wg?
A
ben gegaan
B
ben
C
gegaan
D
Ik
Slide 10 - Quiz
www.taal-oefenen.nl
Slide 11 - Link
Stappen bij zinsontleden
1. Zoek de persoonsvorm (PV).
2. Zoek het werkwoordelijk gezegde (WG).
3. Zoek het onderwerp (O) in de zin.
Stel de vraag: Wie of wat + de PV? Zet een O onder het onderwerp van de zin.
Slide 12 - Slide
Onderwerp zoeken. (wie of wat geeft) "Ik geef een cadeau."
A
Ik
B
geef
C
een cadeau
D
cadeau
Slide 13 - Quiz
Wat is het onderwerp?
"Marina legt het onderwerp uit."
A
Marina
B
legt
C
het onderwerp
D
uit
Slide 14 - Quiz
Slide 15 - Video
Stappen bij zinsontleden
1. Zoek de persoonsvorm (PV). 2. Zoek het werkwoordelijk gezegde (WG).
3. Zoek het onderwerp (O) in de zin.
4. Zoek het lijdend voorwerp in de zin.
Stel de vraag: wie of wat + PV en O? Zet LV onder het lijdend voorwerp.
Slide 16 - Slide
Wat is het lijdend voorwerp?
"Deze klas kan het lijdend voorwerp vinden."
A
Deze klas
B
kan
C
het lijdend voorwerp
D
vinden
Slide 17 - Quiz
Wat is het lijdend voorwerp?
"Ik kan nu het lijdend voorwerp uit een zin halen."
A
Ik
B
kan
C
het lijdend voorwerp
D
een zin
Slide 18 - Quiz
Wat is het lijdend voorwerp in deze zin?
"Jij kan het lijdend voorwerp in die zin vinden."
A
jij
B
het lijdend voorwerp
C
in die zin
D
kan vinden
Slide 19 - Quiz
Weektaak week 12
Par. 3.7 opdrachten 1 t/m 12 blz. 170 - 176
Ben je klaar: plusopdrachten 1.9 1 t/m 11
LET OP:
Volgende week SO Grammatica
H1.7, H2.7 en H3.7
Slide 20 - Slide
Stappen bij zinsontleden
1. Zoek de persoonsvorm (PV).
Dit doe je door de tijdproef te gebruiken. Je kunt evt. controleren door de zin vragend te maken of enkelvoud-meervoud te wisselen. Zet de PV tussen zinsdeelstrepen en zet een streepje onder de PV. 2. Zoek het werkwoordelijk gezegde (WG).
Dit zijn alle andere werkwoorden in de zin. Zet de WG tussen zinsdeelstrepen en WG onder alle werkwoorden, dus ook de PV.
3. Zoek het onderwerp (O) in de zin.
Stel de vraag: Wie of wat + de PV? Zet een O onder het onderwerp van de zin.
4. Zoek het lijdend voorwerp in de zin.
Stel de vraag: wie of wat + PV en O? Zet LV onder het lijdend voorwerp.