Leesvaardigheid havo 2

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

De laatste les voor de toetsweek

Wat gaan we doen? 

- toetsstof doornemen

- voorbereiding

- tijdens de toetsweek

- na de toetsweek

- lezen!

De toetsstof

Hoofdstuk 1 tot en met hoofdstuk 6 + de brug

Het maken van de toets

Nodig: pen, markeerstift

Stap 1: kijk naar de plaatjes/tussenkopjes/kop etc

Stap 2: tekst lezen (en eventueel markeren)

Stap 3: vragen maken

Kliederen!

- Welke zin kan ik gebruiken om de alinea samen te vatten?

- Wat is de inhoud van de tekst in één zin?

- Denk aan de 5W + H tijdens het maken van de vragen

Wie wat waar wanneer waarom hoe

- Hoe is iets ontstaan?

- Wat zijn de gevolgen?

- Wie is er aan het woord?

- Wat gebeurde er eerst?

- Waarom vindt iemand iets?

- Waar speelt het verhaal zich af?

Hoe doe je dat dan? 

Signaalwoorden! De schrijver geeft seintjes/signalen aan de lezer

Wat is het onderwerp van de tekst?

1. Poetry international
2. Gedichten in gebarentaal
3. Gebarentaal
4. Sam Onclin

Welk verband is dit?

"Het is ontstaan omdat er in Nederland geen podium was voor dove mensen om te performen, om iets te laten zien aan het publiek."

Welk tekstverband zag je hiervoor?

1. Tegenstellend
2. Chronologisch
3. Redengevend
4. Opsommend

Welk verband + signaalwoord is dit?

Elten is horend en wist helemaal niets van doofheid of gebarentaal. Maar samen met Elten zijn de leden van Kitchens Light gaan onderzoeken hoe je als doof persoon je talent kunt gebruiken op het podium.

Welk signaalwoord zie je?

Welk tekstverband zag je net?

1. Chronologisch
2. Tegenstellend
3. Toelichtend
4. Opsommend

Welk tekstverband + signaalwoord herken je?

We hebben een eerste optreden met elkaar gedaan. Dat sloeg zo aan dat we sindsdien continu worden gevraagd om op te treden."

Aan welk signaalwoord zag je dat?

Welk tekstverband herkende je?

1. Tegenstellend
2. Chronologisch
3. Toelichtend
4. Doel-middel

Nog eentje dan

Toetsen zouden verboden moeten worden, want het zorgt alleen maar voor stress.

1. Zin 1 is het standpunt
2. Zin 2 is het standpunt

Naaktslakken zijn gemene beestjes. Ze hebben mijn zonnebloemen opgegeten

1. Zin 1 is het standpunt
2. Zin 2 is het standpunt

Mening/standpunt + argument

Mening/standpunt = dus

Argument = want

Zelf invullen als het er niet staat!

En nog ééén ding: de bron!

Kijk goed waar een tekst vandaan komt

- wie heeft het geschreven?

Maar belangrijker: 

- wie heeft deze persoon geïnterviewd? 

- hoe oud is de bron?

En nu: fictie!

Neem een boek mee in de toetsweek! 

(Voor)lezen

We lezen een kort verhaal/een hoofdstuk

Jullie gaan bedenken hoe het zal eindigen

Vragen

Welke vragen heb je na het lezen?

Wat vind je van de personages?

Waarom doen ze wat ze doen?

Hoe zou jij het doen?

Herken je jezelf in een personage?