8.4 Reactie en remmen

1 / 43
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

8.4 Reactie en remmen

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Volgende week toets!
Lees eerst rustig het hoofdstuk door. 
Maak een samenvatting met de OTO
Leer deze samenvatting
Maak de TJ

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Even herhalen
Ga op je laptop naar Lessonup.io en vul de pincode van hieronder in. 

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Trampoline springen is:
A
Veerkracht
B
Wrijvingskracht
C
Zwaartekracht
D
Spierkracht

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Je zet de kruk op de tafel:
A
Veerkracht
B
Wrijvingskracht
C
Zwaartekracht
D
Spierkracht

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Je stopt haalt je voet van het gas, maar remt niet. Toch vertraagd de auto, dit komt door de:
A
Veerkracht
B
Wrijvingskracht
C
Zwaartekracht
D
Spierkracht

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

De kruk die je net op tafel hebt gezet valt weer naar beneden... Dit is:
A
Veerkracht
B
Wrijvingskracht
C
Zwaarterkracht
D
Spierkracht

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

De eenheid van kracht is
A
meter
B
F
C
Newton
D
power

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Een pak suiker is 1 kg. Hoe groot is de zwaartekracht die op het pak suiker werkt?
A
0,1 N
B
1 N
C
10 N
D
100 N

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions


Wie wint?
A
Links
B
Rechts

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Als de bovenste pijl 80N is, hoeveel is de onderste dan?
A
100 N
B
80 N
C
40 N
D
20 N

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Julie fietst van school naar huis. Ze doet er 18 minuten over. Reken 18 minuten om naar uren.
A
18:60= 0,3 uur
B
18x60=1080 uur

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Remmen (en botsen)

Hoe kan een kracht een voorwerp veranderen?


Slide 14 - Slide

Snelheid veranderen
Op zijn plek houden
Vervormen
Aan de slag 1
MAAK  opdracht 1 tm 5 van de TJ

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Stopafstand?
Dat is de reactieafstand + remweg = Stopafstand

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Wat gaan we doen vandaag?
- met een formule de reactieafstand uitrekenen; 


- uit het remafstand,snelheid-diagram de remafstand bepalen;


- de stopafstand berekenen.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Video

This item has no instructions

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

reactietijd
dit is de tijd tussen het zien en het reageren

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Reactieafstand berekenen

Snelheid x reactietijd = reactieafstand
       v x t = s
v= snelheid in km/h of m/s
t= tijd in seconde
s = afstand in kilometer of meter 

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Begrippen
Constante snelheid: steeds even snel
Gemiddelde snelheid = afstand : tijd
Reactietijd: de tijd tussen iets zien/horen en reageren
Reactieafstand: de afstand die je aflegt tijdens je reactietijd.
Remweg: afstand tot je stilstaat
Stopafstand: reactieafstand + remweg

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Eenheden en Grootheden

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Hoe noteer ik dit?
G: Gegevens
G: Gevraagd
F: Formule
O: Oplossing
A: Antwoord

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Reactietijd
Cindy fietst naar school en moet ineens remmen.
Ze rijd 19 km/h en haar reactietijd is 1 s.

Veranderd de snelheid in die 1 s?

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 1a: 
Cindy fietst naar school met een snelheid van 18 km/h en moet ineens remmen. Haar reactietijd is 1 sec. Reactieafstand?
G: V=18 km/h, t= 1 s.
G:  s=?
F: km/h -> m/s / door 3,6
O: 18 / 3,6 = 5 m/s. 
A: Cindy's reactieafstand is:  5 meter. 

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 1b: 
Cindy fietst naar school met een snelheid van 19 km/h en moet ineens remmen. Haar reactietijd is 0,8 sec. Reactieafstand?
G: V=19 km/h, t= 0,8 s.
G:  s=?
F: km/h -> m/s / door 3,6
O: ___________________________________
A: Cindy's reactieafstand is: ____ meter. 

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 1b: 
Cindy fietst naar school met een snelheid van 19 km/h en moet ineens remmen. Haar reactietijd is 0,8 sec. Reactieafstand?
G: V=19 km/h, t= 0,8 s.
G:  s=?
F: km/h -> m/s / door 3,6
O: 19 / 3,6 = 5,3 m/s. 5,3 x 0,8 = 4,2 meter.
A: Cindy's reactieafstand is: 4,2 meter. 

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

wat kan reactietijd beinvloeden?
_ moe
_ medicijnen
_ ouder worden
_ Afleiding (mobiel, muziek)

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 1c: 
Cindy fietst van school met een snelheid van 16 km/h en moet ineens remmen. Ze is erg moe. Haar reactietijd is 1,3 sec. Reactieafstand?
G: V=16 km/h, t= 1,3 s.
G:  s=?
F: km/h -> m/s / door 3,6
O: _______________________________________
A: Cindy's reactieafstand is: ____________ meter. 

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 1c: 
Cindy fietst van school met een snelheid van 16 km/h en moet ineens remmen. Ze is erg moe. Haar reactietijd is 1,3 sec. Reactieafstand?
G: V=16 km/h, t= 1,3 s.
G:  s=?
F: km/h -> m/s / door 3,6
O: 16 / 3,6 = 4,4 m/s, 4,4 x 1,3 = 5,8 meter
A: Cindy's reactieafstand is: 5,8 meter. 

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 2a
Dominique rijd op een 80 km weg. Plots steekt er een hert over. Ze remt en na precies 5 seconden staat ze stil. Welke afstand is haar remweg?

G: v=80 km/h, t=5 sec remweg.
G: s=?
F: km/h -> m/s / door 3,6
O: 80/3,6= 22,2 m/s, 22,2 x 5 = 111 m. 
A: Dominique heeft een remweg van 111 meter. 


Slide 35 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 2b
Dominique rijd op een 100 km weg. Plots steekt er een hert over. Ze remt en na precies 8 seconden staat ze stil. Welke afstand is haar remweg?

G: v=100 km/h, t=8 sec remweg.
G: s=?
F: km/h -> m/s / door 3,6
O: ____________________________________
A: Dominique heeft een remweg van _________ meter. 


Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 2b
Dominique rijd op een 100 km weg. Plots steekt er een zwijn over. Ze remt en na precies 8 seconden staat ze stil. Welke afstand is haar remweg?

G: v=100 km/h, t=8 sec remweg.
G: s=?
F: km/h -> m/s / door 3,6
O: 100/3,6= 27,8 m/s, 27,8 x 8 = 222 m. 
A: Dominique heeft een remweg van 222 meter. 


Slide 37 - Slide

This item has no instructions

STOPAFSTAND
Stopafstand = 
Reactieafstand + Remafstand

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 3a
Erik rijd op de snelweg 120 km/h. Plots ontstaat er een file. Hij remt en na 11 s staat hij stil. Zijn reactietijd is 1,2 s. Wat is de stopafstand?

G: v=120 km/h (120/3,6= 33,3 m/s), t=remweg 11 s en reactietijd=1,2 s
G: 
F: 
O: 
A: 

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 3a
Erik rijd op de snelweg 120 km/h. Plots ontstaat er een file. Hij remt en na 8 s staat hij stil. Zijn reactietijd is 1,2 s. Wat is de stopafstand?

G: v=120 km/h (120/3,6= 33,3 m/s), t=remweg 8 s en reactietijd=1,2 s
G: Stopafstand in m. 
F: Stopafstand = Reactieafstand + Remweg
O: Reactieafstand: 33,3x1,2= 40 m Remweg: 266,4 m 
Stopafstand = 40 +266,4= 306,4 m
A: Stopafstand = 306,4 m. 

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 3b
Erik rijd op de snelweg 130 km/h. Plots ontstaat er een file. Hij remt en na 12 s staat hij stil. Zijn reactietijd is 1,1 s. 
G: 
G: 
F: 
O: 
A: 

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 3b
Erik rijd op de snelweg 130 km/h. Plots ontstaat er een file. Hij remt en na 12 s staat hij stil. Zijn reactietijd is 1,1 s. 
G: 
G: 
F: 
O: 
A: 

Slide 43 - Slide

This item has no instructions