PTA 1

PTA 1
Fictie & taalverzorging
1 / 44
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare school

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

PTA 1
Fictie & taalverzorging

Slide 1 - Slide

BEELDSPRAAK

Als je beeldspraak gebruikt, benoem je iets/iemand niet direct, maar gebruik je een ‘beeld’ om iets/iemand te typeren. 

Slide 2 - Slide

BEELDSPRAAK 1: VERGELIJKING

Je gebruikt een vergelijking als er een overeenkomst is tussen twee zaken. Je hebt dan ook minimaal twee delen nodig die op een duidelijke manier een (vaak figuurlijke) overeenkomst beschrijven tussen het ene deel (het origineel) en het andere deel (het beeld).

Slide 3 - Slide

VIER SOORTEN VERGELIJKINGEN
  1. Vergelijking met als: Die kamer ziet eruit als een zwijnenstal.
  2. Vergelijking zonder als: Die kamer is een zwijnenstal.
  3. Vergelijking met van: Wat een zwijnenstal van een kamer is dat!
  4. Vergelijking zonder verbindingswoord*: Die kamer, die zwijnenstal, moet eens nodig worden opgeruimd!


    * ‘als’ en ‘van’ zijn verbindingswoorden. Bij de soort van nr. 4 staan de vergelijkingen direct na elkaar.

Slide 4 - Slide

Mijn vader is een enorme beer.
A
vergelijking met als
B
vergelijking zonder als
C
vergelijking met van
D
vergelijking zonder verbindingswoord

Slide 5 - Quiz

Na het hardlopen heb ik altijd een rode biet als hoofd.
A
vergelijking met als
B
vergelijking zonder als
C
vergelijking met van
D
vergelijking zonder verbindingswoord

Slide 6 - Quiz

Mijn ogen hangen als vliegen om je heen.
A
vergelijking met als
B
vergelijking zonder als
C
vergelijking met van
D
vergelijking zonder verbindingswoord

Slide 7 - Quiz

BEELDSPRAAK 2: METAFOOR
Bij een metafoor wordt het origineel niet meer genoemd, maar blijft alleen het beeld over. Wat het
verbeelde is, moet je dus opmaken uit de zinnen eromheen. Deze vorm van beeldspraak doet een groter beroep op het verbeeldingsvermogen van de ontvanger dan de vergelijking doet. 
  • Wat een zwijnenstal (beeld) is het hier!  
  • Die koppige ezel (beeld) blijft bij zijn standpunt.
  • Ben je echt van plan om in die verroeste koektrommel (beeld) naar Polen   te rijden?

Slide 8 - Slide

BEELDSPRAAK 3: PERSONIFICATIE
Bij een personificatie hebben we te maken met een vorm van beeldspraak waarin iets wat geen mens is,
toch als een mens wordt voorgesteld. Het krijgt menselijke eigenschappen, zoals in: ‘De bomen fluisteren zachtjes zijn naam'. Hier krijgen de bomen de menselijke eigenschap ‘fluisteren’. ‘Fluisteren’ is een beeld voor het geluid dat de bladeren maken in de wind. Het is een personificatie. Personificaties komen vooral in gedichten voor. 

  • Papier is geduldig
  • Het gevaar loerde op elke straathoek.
  • Mijn wagen kan geen twee nachten op een openbare parkeerplaats slapen.

Slide 9 - Slide

Met lood in zijn schoenen begon hij aan de wedstrijd.
A
metafoor
B
vergelijking
C
personificatie

Slide 10 - Quiz

Mijn hart zegt mij dat het niet klopt.
A
metafoor
B
vergelijking
C
personificatie

Slide 11 - Quiz

Die ezel heeft nu al twee keer dezelfde fout gemaakt.
A
metafoor
B
vergelijking
C
personificatie

Slide 12 - Quiz

Die jongens lijken als twee druppels water op elkaar.
A
metafoor
B
vergelijking
C
personificatie

Slide 13 - Quiz

Het is echt een schat van een kind.
A
metafoor
B
vergelijking
C
personificatie

Slide 14 - Quiz

Parijs, de lichtstad, is prachtig.
A
metafoor
B
vergelijking
C
personificatie

Slide 15 - Quiz

Wanneer heb je nou de kans om op het schip van de woestijn te rijden?

A
metafoor
B
vergelijking
C
personificatie

Slide 16 - Quiz

De auto hoest en kucht wanneer de motor wordt gestart.
A
metafoor
B
vergelijking
C
personificatie

Slide 17 - Quiz

Die kleuter zit in mavo 3.
A
metafoor
B
vergelijking
C
personificatie

Slide 18 - Quiz

STIJLFIGUREN

Je kunt stijlfiguren in taal vergelijken met een bepaalde manier van kleden of een bepaalde manier van muziek maken. Iemand kan opvallen door zijn kledingstijl of een popgroep kan opvallen door zijn muziekstijl. Zo is het ook met stijlfiguren. Door iets op een bijzondere manier te zeggen of te schrijven, vraag je aandacht voor je boodschap.

Slide 19 - Slide

STIJLFIGUUR 1: HERHALING

Bij herhaling wordt hetzelfde nog eens met dezelfde of 
bijna dezelfde woorden gezegd.

Dat heb je goed, werkelijk heel goed gedaan.

Slide 20 - Slide

STIJLFIGUUR 2: TAUTOLOGIE
We spreken van een tautologie als twee keer hetzelfde wordt gezegd met andere woorden (synoniemen).

Een tautologie heeft een versterkend effect.

Enkel en alleen dit weekend kost deze laptop 400 euro. 
(enkel en alleen zijn synoniemen)

Slide 21 - Slide

STIJLFIGUUR 3: PLEONASME
Bij een pleonasme wordt een eigenschap genoemd van een werkwoord of een zelfstandig naamwoord waarvan iedereen weet dat het die eigenschap al automatisch heeft.

In het stadion ligt een groene grasmat.
(een grasmat (zn) is altijd groen).

Slide 22 - Slide

Hij was genoodzaakt dit te moeten doen.
A
pleonasme
B
tautologie
C
herhaling
D
Geen fout

Slide 23 - Quiz

Als je dit goed doet, ligt er een diploma voor jou in het verre verschiet.
A
pleonasme
B
tautologie
C
herhaling
D
Geen fout

Slide 24 - Quiz

Ik heb er persoonlijk geen bezwaar tegen.
A
pleonasme
B
tautologie
C
herhaling
D
Geen fout

Slide 25 - Quiz

De studenten moeten eerst de theorie leren, alvorens de opdrachten te maken.
A
pleonasme
B
tautologie
C
herhaling
D
Geen fout

Slide 26 - Quiz

Toen de bom ontplofte, riep de baron: 'Drommels, drommels en nog eens drommels!'
A
pleonasme
B
tautologie
C
herhaling
D
Geen fout

Slide 27 - Quiz

Jullie trainen en oefenen in het vinden van tautologieën.
A
pleonasme
B
tautologie
C
herhaling
D
Geen fout

Slide 28 - Quiz

Zijn eigen ademhaling was het enige, hoorbare geluid.
A
pleonasme
B
tautologie
C
herhaling
D
Geen fout

Slide 29 - Quiz

Op het bordje stond: 'Tot hier en niet verder.'
A
pleonasme
B
tautologie
C
herhaling
D
Geen fout

Slide 30 - Quiz

Dat heb ik nog nooit niet gedaan.
A
pleonasme
B
tautologie
C
herhaling
D
Geen fout

Slide 31 - Quiz

Dat heb ik nooit niet gedaan.
A
pleonasme
B
tautologie
C
herhaling
D
Geen fout

Slide 32 - Quiz

Benoem de soort beeldspraak of stijlfiguur:

Bovendien moet ik ook nog naar die tandarts.

Slide 33 - Open question

Benoem de soort beeldspraak of stijlfiguur:

Nooit, nee nooit meer ga ik daarheen.

Slide 34 - Open question

Benoem de soort beeldspraak of stijlfiguur:

Ik heb hem open en bloot verteld wat ik van hem vind.

Slide 35 - Open question

Benoem de soort beeldspraak of stijlfiguur:

In Groningen heeft een ondergrondse aardbeving plaatsgevonden.

Slide 36 - Open question

Benoem de soort beeldspraak of stijlfiguur:

Als verdwaalde schapen liepen ze door het land.

Slide 37 - Open question

Benoem de soort beeldspraak of stijlfiguur:

Die vrouw heeft een hart van goud.

Slide 38 - Open question

Benoem de soort beeldspraak of stijlfiguur:

Die leraar heeft veel weg van een echte dictator.

Slide 39 - Open question

Benoem de soort beeldspraak of stijlfiguur:

De angst greep hem bij de keel toen hij tegen de andere auto botste.

Slide 40 - Open question

Benoem de soort beeldspraak of stijlfiguur:

Zij liep als een gazelle over de baan.

Slide 41 - Open question

Benoem de soort beeldspraak of stijlfiguur:

Er zijn veel goede Nederlandse voetballers, zoals bijvoorbeeld Virgil van Dijk.

Slide 42 - Open question

Benoem de soort beeldspraak of stijlfiguur:

Het peloton fietste aan de voet van de berg.

Slide 43 - Open question

EINDE
VEEL SUCCES MET LEREN VOOR DE TOETS!

Slide 44 - Slide