Les 14 - Persoonsvorm verleden tijd

Esselam-oe aleikoem 1MH,
Stop je telefoon in de telefoonzak.
Zoek je (vaste) plek op.
Haal je lesmateriaal tevoorschijn.
Tas van tafel en jas in je kluis.

Pak je leesboek voor je en start met lezen

1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Esselam-oe aleikoem 1MH,
Stop je telefoon in de telefoonzak.
Zoek je (vaste) plek op.
Haal je lesmateriaal tevoorschijn.
Tas van tafel en jas in je kluis.

Pak je leesboek voor je en start met lezen

Slide 1 - Slide

Recitatie 
Hadith vd week

De boodschapper van Allah (vzmh) heeft gezegd: "Vrees Allah waar je ook bent en laat een slechte daad opvolgen door een goede daad en gedraag je goed ten opzichte van de mensen". (Tirmidhi)


Slide 2 - Slide

Leesmomentje
Pak je leesboek voor je en laten we in rust lezen!

In tussentijd wordt de absentie genomen.
.
timer
15:00

Slide 3 - Slide

Woorden vd week
1. Empathie= eigenschap dat je de gevoelens of gedachten van een ander aanvoelt/ inlevingsvermogen vb. Als dokter heb je veel empathie nodig om je vak goed uit te oefenen.
2. Eerbied= gevoel van bewondering en respect vb. Met eerbied keken ze naar de imam.
3. Verdraagzaamheid= tolerantie/ de bereidheid om van anderen ook minder leuke dingen te verdragen vb. De verdraagzaamheid jegens buitenlanders is de laatste jaren afgenomen.
4. Gelijkheid= verwantschap/ het op elkaar lijken vb. Gelijkheid gaat om het idee dat iedereen ook gelijk wordt behandeld.
5. Saamhorigheid= het gevoel bij elkaar te horen vb. Er is veel saamhorigheid in deze klas.




timer
10:00

Slide 4 - Slide

Terugblik persoonsvorm & gezegde & onderwerp
  • Gezegde: Het gezegde vormt de kern van de zin en geeft aan wat er gebeurt of wat iemand doet. Denk hierbij aan werkwoordelijke of naamwoordelijke gezegdes. (les 9)
  • Onderwerp: Het onderwerp is degene of datgene waarover de zin gaat. Het is de 'doener' of de 'ondergaander' van de handeling. (les 9)
  • Persoonsvorm: De persoonsvorm is het werkwoord dat verandert van tijd en overeenkomt met het onderwerp in getal en persoon. Je vindt het door de zin in een andere tijd te zetten. (les 10)

Slide 5 - Slide

Terugblik zinsdelen
Een zin bestaat uit verschillende zinsdelen, die je kunt verplaatsen zonder dat de betekenis van de zin verandert. Elk zinsdeel vormt een logisch geheel en heeft een specifieke functie in de zin, zoals onderwerp, gezegde, of een bepaling van tijd, plaats of hoedanigheid.

Bijvoorbeeld: in de zin "De hond speelt vrolijk in de tuin" kun je de zinsdelen verdelen als:

De hond (onderwerp)
speelt (p.v.)
vrolijk (bepaling van hoedanigheid)
in de tuin (bepaling van plaats)

Slide 6 - Slide

Lees de volgende zinnen en beantwoord de vragen:
1. De kat ligt op de bank.
Wat is de persoonsvorm?
Wat is het onderwerp?
Is het gezegde werkwoordelijk of naamwoordelijk? Schrijf het gezegde op.

2. Sanne wordt een goede docent.

Onderstreep de persoonsvorm.
Noteer het onderwerp.
Is het gezegde werkwoordelijk of naamwoordelijk? Schrijf het gezegde op.

timer
5:00

Slide 7 - Slide

De antwoorden op de vragen:
1. De kat ligt op de bank.
Persoonsvorm: ligt
Onderwerp: De kat
Gezegde: Naamwoordelijk (ligt op de bank)

2. Sanne wordt een goede docent.
Persoonsvorm: wordt
Onderwerp: Sanne
Gezegde: Naamwoordelijk (wordt een goede docent)

Slide 8 - Slide

Verdeel de volgende zinnen in zinsdelen
1. De kinderen spelen vrolijk op het strand.
Hoeveel zinsdelen kun je vinden?
Noteer elk zinsdeel apart.

2. De kat slaapt rustig in de vensterbank.
Hoeveel zinsdelen kun je vinden?
Noteer elk zinsdeel apart.

3. Morgen gaat Lisa met haar vrienden naar de bioscoop.
Hoeveel zinsdelen kun je vinden?
Noteer elk zinsdeel apart.

Slide 9 - Slide

Antwoorden van de vragen:
1. De kinderen spelen vrolijk op het strand.
Zinsdelen:
De kinderen
spelen
vrolijk
op het strand
2. De kat slaapt rustig in de vensterbank.
Zinsdelen:
De kat
slaapt
rustig
in de vensterbank


3. Morgen gaat Lisa met haar vrienden naar de bioscoop.

Zinsdelen:
Morgen
gaat
Lisa
met haar vrienden
naar de bioscoop

Slide 10 - Slide

Nakijken
We gaan de lessen 9, 10, 11 en 12 nakijken.

Slide 11 - Slide

Lesdoel(en) 
Aan het einde van de les kun je:

 - persoonsvormen in de tegenwoordige tijd juist spellen.



Slide 12 - Slide

Aan het werk
Wat moet ik doen?
Leren lessen 9, 10, 11 en 12
Les 14. Lees de theorie zelfstandig en maak de opdrachten.
Hoeveel tijd heb ik?
Je hebt 30  minuten om deze opdrachten af te maken.
Als er nog 5 minuten over zijn, laat ik het weten.
Wat als ik klaar ben?
Controleer je werk: Heb je alles goed en netjes gedaan?
Stel jezelf de vraag: Begrijp ik alles?
Wat als ik een vraag heb?
Dan steek ik mijn hand in de lucht en komt mevrouw Özkara zo snel mogelijk bij mij.
timer
30:00

Slide 13 - Slide

Terugblik op de les en het lesdoel 
Aan het einde van de les kun je:



Zijn er nog vragen of onduidelijkheden?

Slide 14 - Slide

Huiswerk
Maken

Afsluiting & opbergen van lesmateriaal

Recitatie

Slide 15 - Slide