Grammatica II

Grammatica
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Grammatica

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Lesdoelen
  • Aan het einde van de les ken je het verschil tussen het werkwoordelijk- en naamwoordelijk gezegde.
  • Aan het einde van de les herken je het verschil tussen de lijdende en bedrijvende vorm van een zin.

Slide 3 - Slide

Programma
  • Lezen
  • Lesdoelen
  • Huiswerk
  • Opdracht
  • Theorie
  • Verwerking
  • Afsluiting

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Opdracht
  • Maak opdracht 5 (vraag 6 t/m 10).
  • We bespreken over tien minuten de antwoorden. 

Slide 6 - Slide

Herhaling
  • Een werkwoordelijk gezegde vertelt wat er in een zin gebeurt, het geeft de handeling aan.
  • Kern van doen. 
  • Een werkwoordelijk gezegde bestaat uit alle werkwoorden in een zin. 

Slide 7 - Slide

Naamwoordelijk gezegde
  • Kern van zijn
  • Werkwoordelijk + naamwoordelijk deel
  • Naamwoordelijk deel geeft eigenschap aan.

Slide 8 - Slide

Oefenen
  • Hij koopt een boot.
  • Het verhaal is ongeloofwaardig geworden.
  • De vrouw blijkt heel oud te zijn.
  • Hij wordt de nieuwe minister van stikstof!
  • Ik heb dat cadeau aan hem gegeven.

Slide 9 - Slide

Oorzakelijk voorwerp
Je bent me vier euro schuldig.
  • Naamwoordelijk gezegde= bent schuldig
  • Oorzakelijk voorwerp: wat ben je me schuldig? --> vier euro





Wat ben je me schuldig? --> Vier euro

Slide 10 - Slide

Lijdende en bedrijvende vorm
Een zin kan in de bedrijvende of lijdende vorm staan.
Bedrijvend (actief): De docent kijkt zijn toetsen na.
Lijdend (passief) : De toetsen worden door de docent nagekeken. 


Slide 11 - Slide

Herkennen
Drie aandachtspunten:
  • Het lijdend voorwerp wordt onderwerp.
  • Het onderwerp wordt een bepaling die begint met door.
  • In het gezegde komt een vorm van het hulpwerkwoord worden of zijn te staan. 

Slide 12 - Slide

Verander de zin van bedrijvend naar lijdend:
De man koopt een computer.

Slide 13 - Open question

Verwerking
Wat? Huiswerk maken.
Hoe? Maak Learnbeat  C of opdracht 7
Tijd? Drie minuten voor het einde van de les.
Hulp? Buur of docent
Klaar? lezen/ander schoolwerk



Slide 14 - Slide

De lesstof is goed te begrijpen...
Ja!
Redelijk
Nee!

Slide 15 - Poll