T6 quiz over T5 en 6.1 t/m 6.3

Bestaat de dubbele bloedsomloop alleen uit de kleine bloedsomloop?
A
Ja
B
Nee
1 / 24
next
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Bestaat de dubbele bloedsomloop alleen uit de kleine bloedsomloop?
A
Ja
B
Nee

Slide 1 - Quiz

De bloeddruk is groter / kleiner in de kleine bloedsomloop dan in de grote bloedsomloop
A
groter
B
kleiner

Slide 2 - Quiz

De bloedsomloop (circulatie) verzorgt de lichaamsweefsels. Wat is de functie van de bloedsomloop?
A
Aanvoeren van voedingsstoffen naar weefsels
B
Verwerken van voedingsstoffen
C
Aanvoeren van afvalproducten naar weefsels

Slide 3 - Quiz

De kleine bloedsomloop is de bloedsomloop welke verloopt
over de longen
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

Wat adem je uit met het ademhalingsstelsel
A
Alleen koolstofdioxide
B
Alleen water
C
water en koolstofdioxide

Slide 5 - Quiz

Wat is het kleinste onderdeel van het ademhalingsstelsel
A
Bronchiën
B
Luchtpijptak
C
Longblaasje
D
Neusholte

Slide 6 - Quiz

Wat is de functie van de trilhaartjes in het ademhalingsstelsel?
A
Binnestromende lucht keuren
B
Ingeademde stofdeeltjes tegen houden
C
Slijm produceren.
D
Slijm verplaatsen naar de keelholte.

Slide 7 - Quiz

Welke taak heeft het ademhalingsstelsel?
A
aansturen van organen en spieren
B
fijnmaken van voedsel tot voedingsstoffen
C
opnemen van zuurstof en afgeven van koolstofdioxide
D
vervoeren van bloed

Slide 8 - Quiz

Het ademhalingsstelsel bestaat alleen uit de linker- en rechterlong.
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quiz

Wat is waar met betrekking tot het ademhalingsstelsel?
A
In de longblaasjes zitten trilharen die de luchtwegen zuiveren
B
De luchtpijp en het strottenhoofd bestaan uit kraakbeenringen
C
In inademingslucht zit meer koolstofdioxide dan in uitademingslucht
D
De uitwisseling van zuurstof en kooldioxide vindt plaats in de bronchiën

Slide 10 - Quiz

Welk onderdeel van het ademhalingsstelsel staat altijd open door kraakbeenringen?
A
Alleen de luchtpijp
B
De luchtpijp en de bronchiën
C
De luchtpijp, bronchiën en luchtpijptakjes
D
De bronchiën en luchtpijptakjes

Slide 11 - Quiz

Wat is de juiste volgorde van het ademhalingsstelsel?
A
mondholte, strottenhoofd, bronchiën, neusholte
B
keelholte, luchtpijp, bronchiën en longblaasjes
C
neusholte, luchtpijp, longblaasjes, bronchiën, mondholte
D
neus- en mondholte, keelholte, strottenhoofd, luchtpijp, bronchiën en longblaasjes

Slide 12 - Quiz

In welk deel van het ademhalingsstelsel
zit GEEN slijmvlies?
A
Luchtpijp
B
Bronchie
C
Luchtpijptakje
D
Longblaasje

Slide 13 - Quiz

In het plaatje krijgen de longen een blauwe kleur.
Staat dit voor inademing of uitademing?
A
Inademing
B
Uitademing

Slide 14 - Quiz

Amber heeft de hik. Is dit een inademing of uitademing? Gaat haar middenrif omlaag of omhoog?
A
Inademing en haar middenrif gaat omlaag
B
Inademing en haar middenrif gaat omhoog
C
Uitademing en haar middenrif gaat omlaag
D
Uitademing en haar middenrif gaat omhoog

Slide 15 - Quiz

De bloedsomloop bij de mens is een dubbele bloedsomloop. Waarom noemen we het een 'dubbele bloedsomloop'?
A
Tijdens één complete rondgang door het lichaam stroomt het bloed twee keer door het hart.
B
Tijdens één complete rondgang door het lichaam stroomt het bloed twee keer langs de longen.

Slide 16 - Quiz

Gaan slagaders van het hart af of naar het hart toe?
A
Van het hart af
B
Naar het hart toe

Slide 17 - Quiz

Wat is de functie van het hart
A
Bloed rondpompen
B
zuurstof door het lichaam pompen
C
koolstofdioxide door het lichaam pompen

Slide 18 - Quiz

Wat is de functie van het hart?
A
Alle organen voorzien van zuurstof
B
Alle organen voorzien van zuurstof en voedingsstoffen
C
Alle organen voorzien van voedingsstoffen

Slide 19 - Quiz

Het hart is
A
een organenstelsel
B
een cel
C
een orgaan
D
een organisme

Slide 20 - Quiz

Hart-longen-hart hoort bij?
A
Kleine bloedsomloop
B
Grote bloedsomloop
C
Geen van beiden

Slide 21 - Quiz

Gaan aderen van het hart af of naar het hart toe?
A
Van het hart af
B
Naar het hart toe

Slide 22 - Quiz

Het hart is geen spier.
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quiz


De wanden van het hart
A
zijn overal even dik
B
zijn bij de linkerkamer dikker dan de rechterkamer
C
zijn bij de rechterkamer dikker dan bij de linkerkamer
D
zijn bij de boezems dikker dan bij de kamers

Slide 24 - Quiz