Assisteren in de gezondheidszorg hoofdstuk 2.

Programma
Terughalen vorige les
Vandaag verder met hoofdstuk 2
Iedereen zit en werkt alleen

1 / 33
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 4

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Programma
Terughalen vorige les
Vandaag verder met hoofdstuk 2
Iedereen zit en werkt alleen

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Assisteren in de zorg.
Frontofficewerkzaamheden.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Doelen:
  • De leerling weet op welke manier je moet omgaan met vragen van cliënten.
  • De leerling weet op welke manier je een cliënt verwijst.
  • De leerlingen kan afspraken inplannen.
  • De leerling kan de juiste omgangsvorm kiezen.
  • De leerling weet hoe je op de juiste manier omgaat met emoties van anderen.
 




Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Open en gesloten vragen
Lezen en maken 2.02 blz. 140 Kijk en Luisteropdracht
Lezen en maken 2.03 blz. 142 Kijk en Luisteropdracht
Lezen en maken 2.06 en 2.07 blz. 144, 145, 146
Lezen en maken Deelopdracht 4 Afspraken inplannen 
(excell bestand staat in Teams)

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Omgaan met emoties
Lezen en maken opdracht 2.10 en 2.11 blz. 148, 149
Lezen en maken Kijk en luisteropdracht 2.13 blz. 151
Extra: deelopdracht 5 blz. 39, 40 Rollenspel (in 2-tallen)
Exit ticket

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Omgaan met vragen:
Doorvragen om te begrijpen wat de cliënt bedoeld.
Open vragen, gesloten vragen,
controle vragen.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

 Opdracht:
Lees blz. 137 t/m 139.
Maken opdracht. 2.01 (blz. 139).

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Notities maken:
Belangrijk om te voorkomen dat je niets vergeet.
Korte aantekeningen maken.
Informatie moet compleet zijn.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

 Opdracht:
Maak deelopdracht 2.01 en 2.02 (blz. 32 en 33).
Notities maken bij een luisterfragment

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

 Oefen opdracht:
Oefen in tweetallen deelopdracht 3.01 (blz. 35 t/m 37) en deelopdracht 5.01 (blz. 39 en 40).

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Verwijzen:
Doorverwijzen naar een collega.
Noem de naam van de collega.
Meelopen naar de collega.
De weg wijzen.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Afspraken inplannen:
Inplannen op basis van urgentie.
Urgentie=dringend.
De urgentie goed kunnen inschatten.
Medische kennis nodig en de goede vragen kunnen stellen.


Slide 12 - Slide

This item has no instructions

 Opdracht:
Lees blz. 140/146.
Maken opdracht. 2.05 t/m 2.07 (blz. 140 t/m 146).

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Video

werknemersvaardigheden omgangsvormen
Omgangsvormen aan de balie:
Netjes aanspreken, achternaam noemen, oogcontact, netjes groeten.
Representatieve kleding: schoon, fris, niet uitdagend of aanstootgevend.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Video

This item has no instructions

Omgaan met emoties:
6 basisemoties.
Inlevingsvermogen. 
Emotie benoemen.
Geef ruimte om de emotie te uiten.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

 Opdracht:
Lees blz. 146 t/m 150.
Maken opdracht. 2.09 t/m 2.14 (blz. 
148 t/m 152).

Slide 18 - Slide

This item has no instructions


Emotie is een uiting van iemands gevoelens

A
juist
B
onjuist

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een voorbeeld van een open vraag?
A
Wilt u een kop koffie?
B
Wat kan ik voor u betekenen?
C
Had u een afspraak gemaakt?
D
Lust u iets te drinken?

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Bij gesloten vragen
A
geef je altijd je eigen mening
B
geef je altijd antwoord in het Nederlands
C
Ga je in gesprek met iemand
D
Geef je alleen ja/nee als antwoord

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Welke van de onderstaande vragen is een controle vraag?
A
Heb ik dit voldoende uitgelegd?
B
Hoe voelt u zich?
C
Wat kan ik voor u doen?
D
Wilt u een glas water?

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekent urgentie?
A
Dat iets dringend is
B
Dat iets geen haast heeft
C
Dat iets nauwkeurig gedaan moet worden
D
Dat iets erg moeilijk is

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Wat is geen emotie?
A
Blij
B
Rijk zijn
C
Boos
D
Bang

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Stelling: Een online afsprakensysteem heeft als voordeel dat het goed
de urgentie in kan schatten.
A
juist
B
onjuist

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een ander woord voor inlevingsvermogen?
A
Emotie
B
Empathie
C
Representatie
D
Respect

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een open vraag?
A
Wat ga je doen vandaag?
B
Ga je naar de sportschool?

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions

Een controle vraag is een vraag die gesteld wordt om.....
A
Een vraag waarbij iemand kan antwoorden met: wanneer, waarom, wie en hoe
B
Je te verplaatsen in een ander
C
Erachter te komen of je de vraagsteller goed begrepen hebt

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een gesloten vraag?
A
Ben jij morgen jarig?
B
Vier je morgen je verjaardag?
C
Waarom vier je morgen je verjaardag niet?
D
Hoe vind je het nu je je verjaardag niet kan vieren door corona?

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions

 Oefen opdracht:
Oefen in tweetallen deelopdracht 5.01  (blz. 39 en 40).

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Slide 31 - Video

This item has no instructions

 Opdracht in teams:
Lees blz. 38.
Maak opdracht. 4.01 (blz. 38).
Eerst bestand downloaden.

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Afsluiting:
Lesevaluatie.
Vooruitblik volgende les.
Huiswerk.

Slide 33 - Slide

This item has no instructions