Taalverzorging - perron 3 - lw, zn, bnw, ww

Wat leren we deze les?
Je kent:
Het lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Werkwoord
1 / 31
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 31 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Wat leren we deze les?
Je kent:
Het lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
Werkwoord

Slide 1 - Slide

lidwoord
De, het, een

  • Een lidwoord hoort altijd bij een zelfstandig naamwoord

  • Bepaald lidwoord: de, het
  • Onbepaald lidwoord: een

Slide 2 - Slide

Lidwoord
De lidwoorden zijn:
- De
- Het
- Een

Slide 3 - Slide

Welke drie lidwoorden hebben we?

Slide 4 - Open question

Lidwoord
Geen lidwoord
De
Het
Een
Voor
Ik
Doen

Slide 5 - Drag question

Bepaald lidwoord
Onbepaald lidwoord
De
Het
Een

Slide 6 - Drag question

Lidwoord en zelfstandig naamwoord
Het zelfstandig naamwoord

Slide 7 - Slide

Zelfstandig naamwoord
  • Een zelfstandig naamwoord komt altijd ACHTER het lidwoord.
- De computer 
De = lidwoord. Computer = zelfstandig naamwoord
- Het kopje
Het = lidwoord. Kopje = zelfstandig naamwoord.
- Een vogelhuisje
Een = lidwoord. Vogelhuisje = zelfstandig naamwoord.
                                       Lidwoord en zelfstandig naamwoord horen dus bij elkaar!! 

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Zelfstandig naamwoord

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Link

Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
mensen, planten, dieren, dingen
B
mensen, planten, dieren, lidwoorden
C
mensen en dieren
D
mensen, lidwoorden

Slide 12 - Quiz

Wat is geen zelfstandig naamwoord?
A
roepen
B
kleding
C
schaal
D
kerstkaart

Slide 13 - Quiz

Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
lopen
B
boodschappen doen
C
de wekker
D
staan

Slide 14 - Quiz

Wat zijn zelfstandige naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 15 - Quiz

zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord

Slide 16 - Drag question

zelfstandig naamwoord
(enkelvoud)
zelfstandig naamwoord
(meervoud)
zelfstandig naamwoord
(verkleinwoord)
hond
honden
hondje
werk
werkje
tafels
foutje
toetsen
liefde

Slide 17 - Drag question

Zelfstandig naamwoord
Geen zelfstandig naamwoord
Glas
Prachtig
Honden
Vriendschap
voor
Hengelo
die
alweer

Slide 18 - Drag question

Zelfstandige naamwoorden
Woorden waar je een lidwoord voor kunt zetten, noem je zelfstandige naamwoorden (znw).

Namen zijn ook zelfstandige naamwoorden. Suzanne en Zwolle zijn dus zelfstandige naamwoorden.

Slide 19 - Slide

bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

Je weet door een bijvoeglijk naamwoord meer over het zelfstandig naamwoord.


Slide 20 - Slide

bijvoeglijk naamwoorden
                                       Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandig naamwoord

Slide 21 - Slide

Wat is een
bijvoeglijk naamwoord?
A
Dat zijn namen van mensen, dieren of dingen.
B
Dat zegt iets over zelfstandige naamwoorden.
C
Dat is een werkwoord.

Slide 22 - Quiz

Wat is een bijvoeglijk naamwoord?
A
museum
B
gesprek
C
beroemde
D
jongen

Slide 23 - Quiz

Wat zijn bijvoeglijke naamwoorden?
A
de, het , een
B
slimme, mooie, rode
C
fiets, boek, volleybal
D
lopen, werken, denken

Slide 24 - Quiz

Wat is geen bijvoeglijk naamwoord?
A
groene
B
sterke
C
man
D
boze

Slide 25 - Quiz

'Veel ' en 'weinig' zijn bijvoeglijk naamwoorden. Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over
A
een zelfstandig naamwoord
B
een werkwoord

Slide 26 - Quiz

Wat is een werkwoord?
Een werkwoord geeft aan:
A
mens, dier of ding
B
wat iets/iemand doet of wat iets/iemand is
C
wanneer, hoe of waar iets gebeurt
D
dat iemand iets maakt

Slide 27 - Quiz

Is kochten een werkwoord of geen werkwoord?
A
werkwoord
B
geen werkwoord

Slide 28 - Quiz

Is 'drinken' een werkwoord of geen werkwoord?
A
werkwoord
B
geen werkwoord

Slide 29 - Quiz

Is verwijdert een werkwoord of geen werkwoord?
A
werkwoord
B
geen werkwoord

Slide 30 - Quiz

Is jarig een werkwoord of geen werkwoord?
A
werkwoord
B
geen werkwoord

Slide 31 - Quiz