1 BKA Woordsoorten; ZN, BVN, LW, WW

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands!
Bij Nederlands

Slide 1 - Slide

Welkom
Ga rustig zitten volgens de plattegrond.  

Pak  je oefentoets, schrift en pen. 
En log alvast in op deze LessonUP. 





timer
3:00

Slide 2 - Slide

1. Oefentoets zelf nakijken .
2. Een korte herhaling van  zelfstandig naamwoorden en bijvoeglijk naamwoorden 
3. Vragen stellen of extra uitleg 
4. Morgen: toets over woordsoorten



In deze les gaan we

Slide 3 - Slide

De lesdoelen
  • Je weet wat zelfstandige naamwoorden zijn.
  • Je weet in welke situaties je lidwoorden kunt gebruiken.
  • Je weet wat bijvoeglijk naamwoorden zijn 

Slide 4 - Slide

Woordsoorten


WW, ZN, LW EN BVN 

Slide 5 - Slide

Nabespreken toets
Eerst behandel ik alle vragen.

Als alle vragen behandeld zijn, mag je een vraag stellen.

Slide 6 - Slide

Pak je oefentoets voor 
We gaan deze met elkaar nakijken en bespreken. 
timer
3:00

Slide 7 - Slide

Heb je vragen?

Steek je vinger op en 
wacht tot je aan de beurt bent. 

Slide 8 - Slide

Werkwoorden (ww)
Een werkwoord is een woordsoort.
In een zin staat ten minste één werkwoord.
Er zijn ook zinnen met meer dan één werkwoord.

Een werkwoord zegt wat iets of iemand doet, wat iets of iemand overkomt of  wat er is gebeurd.


Slide 9 - Slide

Werkwoorden (ww)
Een werkwoord is een woordsoort.
De afkorting van werkwoord is ww.

In een zin staat ten minste één werkwoord.
Er zijn ook zinnen met meer dan één werkwoord.

Een werkwoord zegt 
- wat iets of iemand doet,
- wat iets of iemand overkomt
wat er is gebeurd.


Voorbeelden van werkwoorden: 

Lopen             Zijn
Fietsen           Leren
Rennen          Eten
Koken             Voetballen

Slide 10 - Slide

Zelfstandig naamwoord en lidwoord
  • Een zelfstandig naamwoord komt altijd ACHTER het lidwoord.
- De computer 
De = lidwoord. Computer = zelfstandig naamwoord
- Het kopje
Het = lidwoord. Kopje = zelfstandig naamwoord.
- Een vogelhuisje
Een = lidwoord. Vogelhuisje = zelfstandig naamwoord.
                                       Lidwoord en zelfstandig naamwoord horen dus bij elkaar!! 

Slide 11 - Slide

bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

Je weet door een bijvoeglijk naamwoord meer over het zelfstandig naamwoord.


Slide 12 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord

  • Staat er direct voor en soms achter een zelfstandig naamwoord;
    Een paarse krokodil – De krokodil is paars.
  • Heeft soms een verbogen vorm;
    Het ticket is goedkoop – het goedkope ticket 
  • Krijgt bij stoffen en materialen'-en' erachter;
    Het stalen kettingslot – de katoenen sok

Slide 13 - Slide

Wat
Kijk de oefentoets door. Waar maakte je fouten? Bij: werkwoorden, zelfstandig naamwoorden, lidwoorden en bijvoeglijk naamwoorden?  
Hoe
Op het toetspapier. En zelfstandig. 
Hulp
Vinger omhoog als je het niet begrijpt.
Tijd
25 minuten.
Uitkomst
Je weet wat je fout doet en hoe je  lidwoorden, zelfstandig naamwoorden, werkwoorden en bijvoeglijk naamwoorden herkennen.
Klaar
Maak een samenvatting van de toetsstof 
timer
10:00

Slide 14 - Slide

Het bijvoeglijk naamwoord

Bedenk zoveel mogelijk bijvoeglijk naamwoorden 
bij dit plaatje. 


timer
3:00

Slide 15 - Slide

Verzin een zin
Met een zelfstandig naamwoord, 
lidwoord 
en bijvoeglijk naamwoord. 

Wie verzint de leukste? 
timer
3:00

Slide 16 - Slide

Hoeveel bijvoeglijk
naamwoorden heb je?

Slide 17 - Mind map

Heb je vragen?

Steek je vinger op en 
wacht tot je aan de beurt bent. 

Slide 18 - Slide

Ik kan woordsoorten herkennen. Ik weet wat ik goed doe en wat ik nog lastig vind.
-110

Slide 19 - Poll

Ik kan nu woordsoorten
herkennen en verzinnen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll

Einde van deze les!
Je weet nu:
  • Waaraan je werkwoorden kunt herkennen. 
  • Wat zelfstandig en bijvoeglijk naamwoorden zijn.
  • In welke situaties je lidwoorden kunt gebruiken.

Slide 21 - Slide

Tot de volgende keer!

Slide 22 - Slide