3a1 BME - woordsoorten

1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 17 slides, with text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Doelen van vandaag
Na vandaag kun je de voornaamwoorden uit elkaar houden en aanwijzen in een zin.

Je herkent de bijwoorden in een zin.

Slide 2 - Slide

1

Slide 3 - Video

bezittelijk voornaamwoord

Slide 4 - Slide

Bezittelijk voornaamwoord

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Aanwijzend voornaamwoord

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Video

vragend voornaamwoord

Slide 10 - Slide

Vragend Voornaamwoord

Slide 11 - Slide

Wederkerend voornaamwoord
wederkerend voornaamwoord
voorbeeld
eerste persoon ev.
me
ik schaam me
tweede persoon ev.
je
u
jij schaamt je
derde persoon ev. 
zicht
u schaamt u (zich)
eerste persoon mv. 
ons
wij schamen ons
tweede persoon ev.
je
u
jullie schamen je
u schaamt u (zich) 
derde persoon
zich
zij schamen zich

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

bijwoord
  • geeft een tijd aan
Nu wil ik een koekje!
Het huiswerk voor morgen is...
  • geeft een plaats aan
Daar is de nieuwe mediatheek.
Ergens in Nederland kun je een schat vinden.

Slide 14 - Slide

Een bijwoord geeft extra informatie over:
  1. een werkwoord
  2. een ander bijwoord
  3. een bijvoeglijk naamwoord
  4. de plaats
  5. de tijd



Slide 15 - Slide

Bijwoord
Een bijwoord kan ook iets zeggen over een:
Werkwoord
  • Op school leerde ik netjes schrijven.
Bijvoeglijk naamwoord
  • Dit park bevat prachtig mooie visvijvers.
Ander bijwoord
  • Kjeld Nuis kan heel hard schaatsen.

Slide 16 - Slide

Het bijwoord
Het verschil tussen bijwoordelijke bepaling en bijwoord:
  • Een bijwoordelijke bepaling is een zinsdeel.
  • Een bijwoord is een woordsoort.
  • Ze zijn onveranderlijk.
  • Waar en wanneer zijn bijwoorden want het gaat om plaats en tijd.

Slide 17 - Slide