Tekstverbanden en Signaalwoorden

Tekstverbanden & Signaalwoorden
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Tekstverbanden & Signaalwoorden

Slide 1 - Slide

timer
1:00
Welk tekstverbanden ken je?

Slide 2 - Mind map

Tekstverbanden
  • opsommend verband
  • tijd / chronologisch verband
  • verklarend verband
  • doel/middel verband
  • vergelijkend verband
  • voorwaarde verband
  • tegenstellend verband
  • conclusie verband

Slide 3 - Slide

Signaalwoorden

  • ook, bovendien, daarnaast, zowel .. als, ten eerste, ten slotte
  • eerst, daarna, voordat, nadat, toen, terwijl,
  • maar, echter, toch, daarentegen
  • bijvoorbeeld, met andere woorden, zoals, dat wil zeggen
  • want, omdat, daarom, immers, namelijk
  • dus, dan ook, hieruit volgt, concluderend

Slide 4 - Slide

Voorbeelden
  • conclusie
    kortom, samenvattend, al met al
  • verklaring: Oorzaak gevolg
    doordat, daardoor, waardoor, met als gevolg, zodat
  • Middel/doel
    met als doel, waarmee, daarmee
  • Voorwaardelijk
    als, indien, wanneer, mits, tenzij, behalve, op voorwaarde dat 



Slide 5 - Slide

'Tegenover, maar, hoewel' zijn signaalwoorden die horen bij het tekstverband...
A
Opsommend verband
B
Chronologisch verband
C
Conclusie
D
Tegenstellend verband

Slide 6 - Quiz

timer
0:20
Signaalwoord van
tegenstellend
verband

Slide 7 - Mind map

timer
1:00
Signaalwoord van
redengevend
verband

Slide 8 - Mind map

timer
0:20
Signaalwoord van
opsommend
verband

Slide 9 - Mind map

timer
0:20
Signaalwoord van
chronologisch
verband

Slide 10 - Mind map

timer
0:20
Signaalwoord van
concluderend
verband

Slide 11 - Mind map

Als je besluit om dat skateboard te kopen, kun je niet op vakantie.
A
redengevend verband
B
chronologisch verband
C
opsommend verband
D
voorwaardelijk verband

Slide 12 - Quiz

Je kunt niet op vakantie, want je hebt je geld uitgegeven aan een skateboard.
A
redengevend verband
B
chronologisch verband
C
opsommend verband
D
voorwaardelijk verband

Slide 13 - Quiz

Als eerste moet je naar werk gaan zoeken. Daarna kun je gaan sparen.
A
redengevend verband
B
chronologisch verband
C
opsommend verband
D
voorwaardelijk verband

Slide 14 - Quiz

Je moet een vliegticket kopen en je hotel betalen. Bovendien heb je op reis zakgeld nodig.
A
redengevend verband
B
chronologisch verband
C
opsommend verband
D
voorwaardelijk verband

Slide 15 - Quiz

Vraag
Vorig jaar sportte ik drie keer in de week, maar daar heb ik nu geen tijd meer voor.

Welk signaalwoord? Welk tekstverband?

Slide 16 - Slide

Antwoord
Vorig jaar sportte ik drie keer in de week, maar daar heb ik nu geen tijd meer voor.

maar = signaalwoord = tegenstellend verband

Slide 17 - Slide

Vraag
Eerst moet ik mijn huiswerk maken. Bovendien moet ik een uittreksel schrijven en ook nog mijn kamer opruimen.

Welke signaalwoorden? Welk tekstverband?

Slide 18 - Slide

Antwoord
Eerst moet ik mijn huiswerk maken. Bovendien moet ik een uittreksel schrijven en ook nog mijn kamer opruimen.

bovendien - ook nog = signaalwoorden
Opsommend tekstverband

Slide 19 - Slide

Vraag
De voetbalcompetitie is in jaren niet zo spannend geweest. Het is dit jaar bijvoorbeeld vaak voorgekomen dat een middenmoter of zelfs een degradatiekandidaat bij een topclub punten kon weghalen.

Signaalwoord? Tekstverband?

Slide 20 - Slide

Antwoord
Het is dit jaar bijvoorbeeld .... ...weghalen.

bijvoorbeeld = signaalwoord = verklarend verband / verklaring

Slide 21 - Slide

Noem 1 ding dat je nog onduidelijk vindt aan tekstverbanden

Slide 22 - Open question