M4D September 19th chapter 1 (6 )

1 / 13
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 13 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Today's programme 4D
1. Doornemen vocabulary D
2. Maken oefenexamen.
               Klaar?
3. Maken in Learnbeat grammar C
4. Maken in Learnbeat Reading D
5. Oefenprogramma
6. Leren vocabulary + grammar

Slide 2 - Slide

Homework
Study grammar present simple/present continuous
                                  past simple / past continuous/ present perfect
              vocabulary A-D

Slide 3 - Slide

Repeat grammar 1

                                         Past Simple :


Hoe: regelmatige werkwoorden + ed

            onregelmatige werkwoorden 2e rijtje op TB blz 153

Wanneer: iets is in het verleden gebeurd en nu afgelopen.


Herkenningswoorden: yesterday, in 2008, last week/night/year, this morning, when I was 10 etc



Slide 4 - Slide

 Present perfect

 Hoe: have / has + voltooid deelwoord

wanneer: * iets is in het verleden begonnen en duurt nog

                      steeds voort.

                      * om te praten over ervaringen

                       * Om te praten over gebeurtenissen waarvan je 

                          nu het resultaat merkt     


Herkenningswoorden: since , (for) how long, already, never, ever etc 

Slide 5 - Slide

Past continuous

Hoe: was / were + werkwoord - ing


wanneer: iets was in het verleden een tijdje aan de gang (duurvorm)


When: er gebeurde iets (past simple) terwijl iets anders al aan de gang was

               (past continuous)

While: twee gebeurtenissen die beide een poosje duren vinden naast elkaar

               plaats.


Slide 6 - Slide

My father was reading the newspaper when I dropped my plate.

                           p.c                                                                   p.s



They were watching TV while I was doing homework.

                   P.C                                            P.C

Slide 7 - Slide

Grammar 1
1. While I (read) the papers, my cat (sleep) in the sun.
2. I (go) to the movies yesterday.
3. When I was younger I (work) in a restaurant.
4. Lee (live) in new York since the summer of 2006.
5. I (read) a book, when all of a sudden my cat (jump) onto my lap.

Slide 8 - Slide

Grammar 2     Negations - ontkenningen


Je gebruikt een ontkenning om aan te geven dat iets NIET zo is. (not)


*He was at home yesterday ( bevestigende zin)

* He wasn't at home yesterday (ontkennende zin)






*He wasn’t at home yesterday (
ontkennende zin
)






   



Slide 9 - Slide

Hoe maak je een ontkennende zin?

 Hoe:  Bij een vorm van to be (am, is, are, was, were), have got, en hulpwerkwoorden (should, would,  can, could, must, may, will) zet je ‘not’  achter dit werkwoord (vaak afgekort)


He can't play the piano.


Sarah isn't watching TV.







    * He can’t play the
piano.

* Sarah isn’t watching TV.



Slide 10 - Slide

Bij alle andere werkwoorden zet je don’t / doesn’t (bij he, she, it) of didn’t (verleden tijd) voor het hoofdwerkwoord.

 Als je didn’t voor het hoofdwerkwoord zet verandert het hoofdwerkwoord in de tegenwoordige tijd.

* He told a funny story

- He didn't tell a funny story.


* She plays the piano.

- She doesn't  play the piano. (let op: bij doesn't verdwijnt de s achter het hoofdwerkwoord)



Slide 11 - Slide

Oefening: maak de volgende zinnen ontkennend:

1. Einstein was a scientist.
2.  These are my jeans.

3. We like them very much.

4. A panda eats bamboo.

5.  I watched a film yesterday.

6. He believed the story.

7. You must stay of course.

8. My brother travels a lot.

9. My parents found out what happened.

10.  She has sugar in her coffee.


Slide 12 - Slide

Homework
Study TB page 17/18 voca A-G, stone 1, 2, grammar 1, 2
Do  ex. 21, 22 WB page 19/20 +Bridging the gap 3 WB page 133/134

Slide 13 - Slide