What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Nederlands
Nederlands
1 / 24
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 4
This lesson contains
24 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Nederlands
Slide 1 - Slide
Lesdoel
Aan het einde van de les weten jullie de betekenis van de moeilijke woorden uit het boek.
Slide 2 - Slide
Wat doe je als je spaart?
A
Dan geef je al je zakgeld uit aan eten bij de Mac.
B
Dan doe je boodschappen.
C
Dan bewaar je geld voor later.
D
Dan betaal je de vaste lasten.
Slide 3 - Quiz
Wat betekent: 'Overmaken'?
A
Dat doe je als je iemand vertelt over je werk.
B
Dan hou je netjes al je gegevens bij.
C
Dan wordt je loon gestort op je rekening.
D
Dan zet je geld over naar een andere rekening.
Slide 4 - Quiz
Wat betekent: 'garantie'?
A
Je krijgt je geld terug als iets stuk is gegaan.
B
Dat is een tasje waar je jouw geld en pasjes in bewaart.
C
Dat betekent dat je extra veel loon krijgt.
D
Iets wordt gratis gerepareerd als iets stuk is gegaan.
Slide 5 - Quiz
Wat is het inkomen?
A
Geld wat je elke maand krijg door bijv. jouw loon of een uitkering.
B
Dat is een papier waarop staat hoeveel je voor iets moet betalen.
C
Dat betekent dat je iets zelfstandig kan doen.
D
Het geld dat je aan de overheid betaalt.
Slide 6 - Quiz
Moeilijke woorden bespreken
Slide 7 - Slide
De administratie
Het netjes verzamelen en bijhouden van gegevens, bijvoorbeeld van wat je met jouw geld doet.
Voorbeeldzin: We kunnen in onze administratie opzoeken hoeveel geld we vorige maand hebben verdiend.
Slide 8 - Slide
De belasting
Het geld dat je aan de overheid betaalt, je betaalt bijvoorbeeld belasting over jouw loon, maar ook over de boodschappen die je bij de winkel doet.
Elke Nederlander betaalt belasting over het loon dat hij/zij voor zijn/haar werk krijgt.
Slide 9 - Slide
Contant
Met munt- en briefgeld
Wilt u dit bedrag
contant
betalen of wilt u het liever pinnen?
Slide 10 - Slide
Financieel
Dingen die te maken hebben met geld.
'Mijn vader laat zijn financiële zaken bijhouden door een boekhouder.'
Slide 11 - Slide
De garantie
Dat iets gratis gerepareerd wordt of dat je geld terugkrijgt als iets kapot is.
Omdat ik garantie had op mijn kapotte Iphone, kreeg ik een nieuwe in de winkel.
Slide 12 - Slide
Het inkomen
Het geld dat je elke maand krijgt, bijvoorbeeld jouw loon of een uitkering.
Omdat Michel nu een beter salaris krijgt, heeft hij een hoger inkomen.
Slide 13 - Slide
Overmaken
Geld overzetten van de ene bankrekening naar de andere.
Wil je het geld dat je van me geleend hebt, overmaken naar mijn bankrekening?
Slide 14 - Slide
De portemonnee
Een tasje of mapje waar je jouw gelf en pasjes in bewaart, zodat je het makkelijk mee kunt nemen.
In mijn portemonnee zit alleen muntgeld, geen briefgeld.
Slide 15 - Slide
Rekening
Een papier waarop staat hoeveel je voor iets moet betalen.
Ik schrok enorm van de hoge rekening die hij kreeg in dat dure restaurant.
Slide 16 - Slide
De schuld
Het geld dat je aan een persoon of bedrijf moet betalen, bijvoorbeeld omdat je het geleend hebt.
Ik heb mijn schuld bij de bank in drie maanden afgelost
Slide 17 - Slide
Sparen
Geld bewaren voor later
Mijn broer heeft de afgelopen jaren zoveel geld gespaard, dat hij nu een scooter kan kopen.
Slide 18 - Slide
De uitgave
Het bedrag dat je kwijt bent als je ergens voor moet betalen.
Het kopen van een nieuwe auto was een grote uitgave voor mijn moeder.
Slide 19 - Slide
De vaste lasten
Het geld dat je elke maand opnieuw moet betalen.
De huur van ons huis behoort tot onze vaste lasten.
Slide 20 - Slide
De verzekering
Een afspraak waarbij jij geld betaalt aan een bedrijf en het bedrijf jou geld betaalt als er iets vervelends gebeurt of als iets kapot gaat.
Toen mijn vader een botsing had gehad met zijn auto kreeg hij geld terug van de verzekering.
Slide 21 - Slide
Zelfstandig
Iets zelf kunnen doen, zonder dat er anderen bij nodig hebt.
Mijn zusje werkt zelfstandig aan die lastige klus.
Slide 22 - Slide
Nu maak je opdracht 3
Horizontaal:
Slide 23 - Slide
Lesdoel behaald?
Aan het einde van de les weten jullie de betekenis van de moeilijke woorden uit het boek.
Slide 24 - Slide
More lessons like this
Nederlands thema 7 geld - moeilijke woorden
March 2022
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 3
Leerjaar 2 Nederlands Op weg naar 1F H7 moeilijke woorden les 1
July 2022
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 1
Leerjaar 2 Nederlands Op weg naar 1F H7 moeilijke woorden les 1
August 2022
- Lesson with
19 slides
Nederlands
Voortgezet speciaal onderwijs
Leerroute 1
Hoofdstuk 1 deel 2
December 2021
- Lesson with
18 slides
Nederlands
Voortgezet speciaal onderwijs
7.1.2 Deviant op weg naar 1F - Thema 7 Geld - Spreekwoorden
April 2024
- Lesson with
26 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 1
Hoofdstuk 1 deel 1
December 2021
- Lesson with
24 slides
Nederlands
Voortgezet speciaal onderwijs
Geld ( Moeilijke woorden)
October 2024
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 1
thema 7 - H1 - moeilijke woorden les 1
November 2023
- Lesson with
34 slides
Nederlands
Praktijkonderwijs
Leerjaar 3