HNE Duits H2 Kapitel 4 L1 - satzanalyse + wien

Monntag 23. Januar 2023
Woche 4- Winter
Herzlich Willkommen 
im Deutschunterricht
1 / 33
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Monntag 23. Januar 2023
Woche 4- Winter
Herzlich Willkommen 
im Deutschunterricht

Slide 1 - Slide

NEUES JAHR
NEUES KAPITEL

Slide 2 - Slide

Was lernen wir dieses Kapitel?
>> Wortschatz: essen und trinken
>> Landeskunde: Wien
>> Grammatik: 
- zinsontleding (Satzanalyse)
- der/ein-Gruppe 1e en 4e naamval
- Du of Sie
-3e naamval

Slide 3 - Slide

Lernziele
Am Ende dieser Underrichtstunde:
- weiß ich, was ich in diesem Kapitel lernen werde;
- weiß ich wie ich einen Satz analysieren muss;
- weiß ich mehr über Wien.

Slide 4 - Slide

Wien

Slide 5 - Mind map

10

Slide 6 - Video

Kapitel 3: Aufgabe 7
timer
4:00

Slide 7 - Slide

00:26
Wat wordt er niet gezegd over Wenen?
A
Wenen ligt in het Oosten van Oostenrijk en heeft 1,8 miljoen inwoners
B
1 op de 4 inwoners van Oostenrijk woont in Wenen
C
Het symbool van Wenen is de Stephansdom (Steffel)
D
Fiakers (paardenkoetsen) zijn typisch voor Wenen

Slide 8 - Quiz

01:41
Welke uitspraak over het kunsthistorische museum klopt niet?
A
Het is een van de grootste musea ter wereld
B
Het is gebouwd, omdat de Habsburgers veel kunst verzamelden.
C
Keizer Franz-Joseph I gaf in 1958 de opdracht het museum te bouwen
D
Voor het museum staat een monument ter ere van Maria Theresia

Slide 9 - Quiz

02:02
Wat wordt er gezegd over de 'Neue Burg'?

Slide 10 - Open question

03:31
Wat wordt er niet gezegd over het paleis Schönbrunnen?
A
Mensen noemen het vaak het Oostenrijkse Versailles
B
Keizerin Maria Theresia verbleef hier graag in de winter
C
Het paleis heeft meer dan 1400 kamers
D
In de tuin ligt een heuvel met daarop de Gloriette en een café

Slide 11 - Quiz

04:06
Hoe wordt de 'Kaisergruft' ook wel genoemd?
A
Kirchengruft
B
Kaiserkeller
C
Kapuzinerkeller
D
Kapuzinergruft

Slide 12 - Quiz

04:35
Wat is er bijzonder aan dit gebouw van de Weense kunstenaar en milieu-activist?

Slide 13 - Open question

05:15
Welke uitspraak over Café Central is niet waar?
A
Het is een Weens instituut
B
Het is in Venetiaans-nieuw gotische Barokstijl
C
Als je te lang blijft zitten, stuurt de ober je weg
D
Je kunt er koffie drinken, bijvoorbeeld Wiener Melange

Slide 14 - Quiz

05:37
Hoe heet de rivier die door Wenen stroomt?
A
De Donau
B
De Rijn
C
De Elbe
D
De Maas

Slide 15 - Quiz

06:00
Hoe heet de Weense dans die je net zag?

Slide 16 - Open question

06:35
Wat wordt er niet gezegd over de 'Prater'?
A
Het is het hoogste punt van Wenen
B
Er staat een oud reuzenrad
C
Mensen denken hierbij vaak aan een pretpark
D
Het is een weidenlandschap

Slide 17 - Quiz

Satzanalyse (zinsontleding)
(S. 102)

Slide 18 - Slide

Naamvallen > die Kasus oder die Fälle
Naamvallen zijn een belangrijk onderdeel van de Duitse grammatica omdat ze bepalen hoe je bepaalde dingen moet zeggen/schrijven
Er zijn vier naamvallen:

  • Het onderwerp staat in de eerste naamval (Nominativ).
  • Het meewerkend voorwerp staat in de derde naamval (Dativ).
  • Het lijdend voorwerp staat in de vierde naamval (Akkusativ).

  • De tweede naamval geeft een bezit aan (Genitiv). 

Slide 19 - Slide

Ieder zinsdeel staat in een bepaalde naamval. Je kunt de naamval van een zinsdeel bepalen door de zin te ontleden.

Ontleden door vragen te stellen
  • 1e naamval (onderwerp):
           WIE / WAT + gezegde
  •  4e naamval (lijdend voorwerp):
            WIE / WAT + gezegde + onderwerp
  • 3e naamval (meewerkende voorwerp) 
              AAN / VOOR WIE + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp
                  

Slide 20 - Slide

Naamvallen


Stappenplan 
  1. Zoek het gezegde                                                    
  2. Zoek het onderwerp (1e nv.)                                
  3. Zoek het lijdend voorwerp (4e nv.)                    
  4. Zoek het meewerkend voorwerp (3e nv.)       
De man geeft de vrouw een kus. 

Slide 21 - Slide

Naamvallen


Stappenplan 
  1. Zoek het gezegde                                                    
  2. Zoek het onderwerp (1e nv.)                                
  3. Zoek het lijdend voorwerp (4e nv.)                    
  4. Zoek het meewerkend voorwerp (3e nv.)       
Ich kaufe dir ein Brötchen

Slide 22 - Slide

Naamvallen


Stappenplan 
  1. Zoek het gezegde                                                    
  2. Zoek het onderwerp (1e nv.)                                
  3. Zoek het lijdend voorwerp (4e nv.)                    
  4. Zoek het meewerkend voorwerp (3e nv.)       
Der Mann hat ein Auto gemietet

Slide 23 - Slide


Het onderwerp staat in de ….
A
eerste naamval.
B
tweede naamval.
C
derde naamval.
D
vierde naamval.

Slide 24 - Quiz


Het meewerkend voorwerp staat in de ….
A
eerste naamval.
B
tweede naamval.
C
derde naamval.
D
vierde naamval.

Slide 25 - Quiz


Het lijdend voorwerp staat in de ….
A
eerste naamval.
B
tweede naamval.
C
derde naamval.
D
vierde naamval.

Slide 26 - Quiz

Zinsontleding:
Emma kauft ein Buch
A
Emma is onderwerp
B
Emma is lijdend voorwerp
C
Emma is meewerkend voorwerp
D
Emma is weg

Slide 27 - Quiz

Das Mädchen mag Pommes.
Wat is het onderwerp?
A
Das Mädchen
B
Pommes

Slide 28 - Quiz

Anita spielt gerne mit ihrer Freundin Anja.
Wat is in deze zin "Anita"?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp

Slide 29 - Quiz

Mark gab (gaf) ihm ein Geschenk.
Wat is in deze zin "ihm"?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp

Slide 30 - Quiz

Snap je het?
ja
nee
Vooruit, een beetje dan

Slide 31 - Poll

Hausaufgaben
Mache: Kapitel 3, Lektion 1: 
2, 5, 9 en 10
Lernen Wörter Lektion 1

beliebt                                               die Milch 
berühmt                                           Österreich 
man                                                   der Pfannkuchen 
die Marmelade                               das Salz
das Mehl                                           der Zucker 

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide