This lesson contains 48 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Items in this lesson
Evolutie theorie
Slide 1 - Slide
Wat is evolutie?
Slide 2 - Mind map
Wat is evolutie
De ontwikkeling van het leven waarbij soorten ontstaan, veranderen of verdwijnen
Slide 3 - Slide
evolutie theorie
-verandering in genotype (mutaties)
-natuurlijke of kunstmatige selectie
-ontstaan nieuwe soorten door aanpassingen aan het milieu.
Slide 4 - Slide
Veranderingen in genotypen
Populatie= een groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied die zich met elkaar kunnen voortplanten.
Nieuwe genotypen ontstaan(voortplanting & mutaties)
Diversiteit in een populatie
Slide 5 - Slide
Verandering van genotype
Een mutatie = een verandering van een deel van het chromosoom, waardoor het genotype veranderd
mutatie in een lichaamscel is niet zichtbaar in het fenotype
mutatie in een bevruchte eicel is meestal wel zichtbaar
mutatie zichtbaar--> mutant
Is een mutatie nuttig => mutatie blijft
Is een mutatie niet nuttig => dier heeft een kleinere kans om te overleven dus kan de mutatie niet doorgeven
Slide 6 - Slide
Wat betekent 'Survival of the fittest'?
Slide 7 - Mind map
Antwoord
Survival of the fittest betekent dat er individuen zijn die gunstige eigenschappen hebben, waardoor ze een grotere overlevingskans hebben en meer nakomelingen kunnen krijgen.
Best aangepast en dus nakomelingen!
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Video
Voorbeeld van natuurlijke selectie
(survival of the fittest)
van evolutie
Slide 10 - Slide
Natuurlijke selectie is noodzakelijk voor evolutie
A
Waar
B
Niet waar
Slide 11 - Quiz
Mutaties zijn niet noodzakelijk voor evolutie
A
Waar
B
Niet waar
Slide 12 - Quiz
Wat is GEEN belangrijk sleutelbegrip bij evolutie?
A
Omgeving
B
Generaties
C
Het aangepast zijn van soorten
D
Leergedrag van dieren
Slide 13 - Quiz
Darwin had het over 'survival of the fittest' Waar staat 'fittest' voor bij evolutie?
A
Dat je het best bent aangepast aan je omgeving
B
hoe fit je bent
C
hoeveel nakomelingen je maakt
D
hoe sterk je bent
Slide 14 - Quiz
stelling 1 - Natuurlijke selectie is dat soorten die zich het beste aanpassen aan de omstandigheden de beste overlevingskans hebben. Stelling 2 - Een goed voorbeeld van evolutie zijn mensen die in koude gebieden wonen dikke jassen dragen.
A
1 is goed
B
1 en 2 zijn goed
C
2 is goed
D
1 en 2 zijn beide fout
Slide 15 - Quiz
Antwoord
A- Stelling 2 is fout, want het dragen van dikke jassen is geen eigenschap van het organisme zelf. Het is ook geen eiogenschap die kan worden doorgegeven.
Stelling 1 is goed.
Slide 16 - Slide
Nieuwe soort
Als nieuwe vormen van een soort zich niet meer onderling kunnen voortplanten dan is een nieuwe soort ontstaan door:
mutatie
Isolatie
Slide 17 - Slide
Isolatie
A
groepen organismen van dezelfde soort leven samen
B
groepen organismen van verschillende soorten leven samen
C
groepen organismen van dezelfde soort trekken naar elkaar toe
D
groepen organismen van dezelfde soort raken van elkaar gescheiden
Slide 18 - Quiz
Soorten met een gemeenschappelijke voorouder, vertonen verwantschap
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
19. Aan welke groep zijn de gorilla’s het meest verwant volgens de stamboom?
A
de chimpansees
B
de gibbons
C
de halfapen
D
aan de apen van de oude wereld
Slide 21 - Quiz
In de afbeelding is in een stamboom weergegeven hoe verschillende groepen roofdieren zich volgens de evolutietheorie hebben ontwikkeld Drie groepen roofdieren zijn: de hondachtigen, de wasbeerachtigen en de zeehonden. Aan welke van deze groepen zijn de beren het meest verwant volgens de informatie?
A
aan de hondachtigen
B
aan de wasbeerachtigen
C
aan de zeehonden
Slide 22 - Quiz
Wat wordt er met deze afbeelding bedoeld? (kies de beste uitleg)
A
Dat mensen van de apen afstammen
B
Dat mensen en apen gemeenschappelijke voorouders hebben.
C
Dat er door micro-evolutie nieuwe soorten zijn ontstaan
D
Dat er veel apen zijn.
Slide 23 - Quiz
100 jaar geleden kwam een groep muggen in de metrotunnels in Londen terecht. Ze kwamen niet meer in contact met muggen buiten de tunnels. Ook veranderde hun voedsel. Daardoor vormden de muggen in de tunnels een nieuwe soort. Hoe noem je de gebeurtenis dat de twee groepen niet meer met elkaar in contact kwamen?
A
evolutietheorie
B
isolatie
C
natuurlijke selectie
D
soortvorming
Slide 24 - Quiz
Antwoord
B- De muggen raken geïsoleerd van andere muggen door een barrière. Elkaar niet kunnen bereiken heet isolatie
Slide 25 - Slide
Argumenten voor evolutie
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Video
Fossielen(1)
zijn versteende overblijfselen van organismen of afdrukken van organismen in gesteenten.
Slide 28 - Slide
Leg uit hoe fossielen de evolutie theorie ondersteunen.
Slide 29 - Open question
Overeenkomst in bouw(2.2)
Dezelfde functie
Verschillende bouw
Geen gemeenschappelijke voorouder
Slide 30 - Slide
Sleep de juiste afbeelding naar de bijbehorende structuur.
overeenkomst in bouw
overeenkomst in functie
Rudimentair
Slide 31 - Drag question
geologische tijdschaal
Slide 32 - Slide
Plaats het onstaan van de verschillende / gebeurtensissen levensvormen in de juist volgorde. Van vroeger tot heden.
1: ......................
2: .....................
3: .....................
4: ....................
5: ....................
6: ...................
Ontstaan van de aarde
Zoogdieren en vogels
Mensachtigen
Landdieren
Eencelligen
Meercelligen
Slide 33 - Drag question
Darwin had het over 'survival of the fittest' Waar staat 'fittest' voor bij evolutie?
A
Dat je het best bent aangepast aan je omgeving
B
hoe fit je bent
C
hoeveel nakomelingen je maakt
D
hoe sterk je bent
Slide 34 - Quiz
Isolatie
A
groepen organismen van dezelfde soort leven samen
B
groepen organismen van verschillende soorten leven samen
C
groepen organismen van dezelfde soort trekken naar elkaar toe
D
groepen organismen van dezelfde soort raken van elkaar gescheiden
Slide 35 - Quiz
Sleep de juiste afbeelding naar de bijbehorende structuur.
overeenkomst in bouw
overeenkomst in functie
Rudimentair
Slide 36 - Drag question
STELLING: Vogels ontstonden uit reptielen.
A
waar
B
onwaar
Slide 37 - Quiz
STELLING: Zoogdieren ontstonden in het Perm uit zoogdierachtige reptielen.
A
waar
B
onwaar
Slide 38 - Quiz
STELLING: Soort 2 ontstond uit soort 7.
A
waar
B
onwaar
Slide 39 - Quiz
STELLING: Soort 6 & 9 hebben gemeen- schappelijke voorouders.
A
waar
B
onwaar
Slide 40 - Quiz
STELLING: Soort 1, 5 en 8 ontstonden uit soort 10.
A
waar
B
onwaar
Slide 41 - Quiz
STELLING: Welke soort(en) zijn voorouder van soort 3?
A
soort 8
B
soort 4
C
soort 10
D
soort 3
Slide 42 - Quiz
Waarbij behoren organismen die samen vruchtbare nakomelingen kunnen krijgen?
A
dezelfde soort
B
dezelfde stam
C
alleen hetzelfde ras
D
Hetzelfde rijk
Slide 43 - Quiz
Door veel variatie in genotypen zijn er ook meer verschillende fenotypen.
A
juist
B
onjuist
Slide 44 - Quiz
Darwin had het over 'survival of the fittest' Waar staat 'fittest' voor bij evolutie?
A
Dat je het best bent aangepast aan je omgeving
B
hoe fit je bent
C
hoeveel nakomelingen je maakt
D
hoe sterk je bent
Slide 45 - Quiz
Bij een diersoort komen veel variaties in genotypen voor. Wat is waar?
A
Dat soort heeft een grotere overlevingskans
B
Dit is een probleem bij verandering in de milieuomstandigheden
Slide 46 - Quiz
timer
2:00
Verstening
Verdroging
Lage temp.
Lage pH en O2
Barnsteen
Mineralen
Hoge druk
Veenmoeras
Naaldbomen
Zee
Woestijn
Tirol
Slide 47 - Drag question
Welk organisme heeft de grootste kans te fossiliseren?