What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
V4 un 3
Unité 3
1 / 51
next
Slide 1:
Slide
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
This lesson contains
51 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Unité 3
Slide 1 - Slide
Individualisme
Slide 2 - Mind map
Lisez le texte
Page 61 et répondez à la question.
Puis 1,2,3,4.
Slide 3 - Slide
de trappen van vergelijking
Slide 4 - Slide
om dingen/mensen met elkaar te vergelijken
gebruik je de trappen van vergelijking
Nummer 1 is groot, nummer 2 is groter, nummer 3 is het grootst
Slide 5 - Slide
Paul heeft geld. Jean heeft meer geld. Luc heeft het meeste geld
Slide 6 - Slide
Hoe doe je dat in het Frans?
dat zie je in de volgende dia's....
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
le comparatif = de vergrotende trap
= even ....... als
je gebruikt plus/moins + bijvoeglijk naamwoord
= groter dan
of
minder groot dan
je gebruikt aussi + bijvoegijk naamwoord
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
le superlatif = de overtreffende trap
je gebruikt le/la/les plus + bijvoeglijk naamwoord
= het grootst
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
natuurlijk zijn er een paar uitzonderingen
bon (ne) (s) (nes) meilleur (e) (s) (es) le, la, les meilleur (e) (s) (es)
bien mieux le mieux
(dit is het bijwoord, daar is geen vrouwelijk of meervoud van)
Slide 14 - Slide
Jean est né en 2005. Paul est né en 2006. Paul est donc....
A
plus âgé
B
moins âgé
C
aussi âgé
Slide 15 - Quiz
Marianne mesure 1m67. Monique mesure 1m80. Monique est donc......
A
plus grande
B
aussi grande
C
moins grande
Slide 16 - Quiz
Astérix est ................... qu'Obélix
A
plus grand
B
plus petit
C
aussi grand
Slide 17 - Quiz
La prononciation de Jean est (bon, +)que la prononciation de Paul
Slide 18 - Open question
C'est (beau ++) livre.
Slide 19 - Open question
Obélix est (intelligent -) qu'Astérix.
Slide 20 - Open question
Marianne est (= gentil) que sa soeur.
Slide 21 - Open question
Les devoirs
Maken: 6,7
leren; t/m page 30.
Slide 22 - Slide
au travail
maak 11 a t/m d
11d wil ik straks de zinnen van.
Slide 23 - Slide
11 D
Slide 24 - Open question
Les devoirs
maken 12 + 13
leren t/m blz 32 boekje.
Slide 25 - Slide
Au travail
maken: 14,15,16
Et puis:
https://docs.google.com/document/d/1WmsI1LM4tQo1jh2NzsaPqirwzcedayqB/edit?usp=sharing&ouid=113813689449793917860&rtpof=true&sd=true
Slide 26 - Slide
écouter
d'abord: 19,20
Puis écouter 21,22
Slide 27 - Slide
Presentatie Lille
- Maak een tweetal
- Je kiest een gebouw/of iets typisch voor Lille
- Je maakt een presentatie van 6 minuten
- beide 3 minuten tekst
- ppt met foto's
Vandaag voorbereiden.
Slide 28 - Slide
Dief
Maak een omschrijving van 5 zinnen van de dief.
Slide 29 - Slide
Lever je zinnen in.
Slide 30 - Open question
Vergelijk je tekst met de buren
- Lees je tekst nog eens goed door.
- markeer in je tekst de stukken waar je over twijfelt.
- Vraag feedback aan de persoon waar je naast zit.
Slide 31 - Slide
Extra oefenen voor de toets
- maken 11 e, f, g.
Slide 32 - Slide
Programme:
Unité 3, GR III: vragend voornaamwoord
Slide 33 - Slide
Vragend voornaamwoord -
le pronom interrogatif
Het Frans kent 3 manieren om een zin vragend te maken.
Tu vas partir.
Vraagteken
erachter zetten
Tu vas partir
?
2. Zet
est-ce que
voor de zin
Est-ce que
tu vas partir?
3.
I
nversie
: draai onderwerp en persoonsvorm om
Vas-tu
partir?
Slide 34 - Slide
où
comment
quand
combien
quel âge
pourquoi
à quelle heure
waarom
hoeveel
waar
wanneer
hoe oud
hoe
hoe laat
Slide 35 - Drag question
Vragend voornaamwoord - le pronom interrogatif
Slide 36 - Slide
Vragend voornaamwoord - le pronom interrogatif
WIE
Is
wie
het onderwerp? Gebruik
qui
. LET OP: est-ce que >
est-ce qui
!
Qui
a fait ça?
Qui est-ce qui
a fait ça?
Is
wie
het lijdend voorwerp? Gebruik
qui
, gevolgd door
est-ce que
of
inversie
.
Qui
as-tu vu?
Qui est-ce que
tu as vu?
Slide 37 - Slide
Vragend voornaamwoord - le pronom interrogatif
WELK(E)
Welk(e) is te vertalen met
quel
. De vorm hangt af van het zelfstandig naamwoord (m/v/ev/mv).
Slide 38 - Slide
Vragend voornaamwoord - le pronom interrogatif
WAT (1)
Als je na
wat
een vorm van 'zijn' gebruikt én een zelfst. nmw., gebruik je
quel en een vorm van être
.
Slide 39 - Slide
(Wat) est ton film préféré?
A
Quelle
B
Quel
C
Quelles
D
Quels
Slide 40 - Quiz
(Wat) est ta meilleure note?
Slide 41 - Open question
Vragend voornaamwoord - le pronom interrogatif
WAT (2)
Staat er na
wat
géén vorm van 'zijn' + zelfst. nmw.? Kijk naar de functie in de zin.
Is
wat
onderwerp? Gebruik
qu'est-ce qui
.
Is
wat
lijdend voorwerp? Gebruik
que/qu'
gevolgd door
inversie
of
est-ce que
.
Slide 42 - Slide
Vragend voornaamwoord - le pronom interrogatif
Samenvatting
Onderwerp
Lijdend voorwerp
Wie
Qui
Qui + inversie
Qui + est-ce qui
Wat
Qu'est-ce qui
Que + inversie
Qu' +
est-ce que
Wat + vorm van zijn + zelfstandig naamwoord
Quel(le)(s) + vorm van être
-
Slide 43 - Slide
... as-tu fait?
A
Qui
B
Que
C
Qu'
D
Qu'est-ce que
Slide 44 - Quiz
... a oublié ses livres?
A
Qui
B
Qui est-ce que
C
Qu'est-ce que
D
Qu'
Slide 45 - Quiz
... vas-tu faire dans le weekend?
A
Que
B
Qui
C
Qu'est-ce que
D
Quel
Slide 46 - Quiz
... est tombé?
A
Qui
B
Qui est-ce que
C
Quel
D
Qu'
Slide 47 - Quiz
... est tombé?
A
Qu'est-ce qui
B
Quel
C
Qu'
D
Que
Slide 48 - Quiz
... est ton passetemps favori?
A
Qu'est-ce que
B
Qu'est-ce qu'
C
Quel
D
Qu'est-ce qui
Slide 49 - Quiz
Vragend voornaamwoord - le pronom interrogatif
Doen voor de volgende les:
Maken Unité 3, 24B, 24C,
Maken 26
leren voca uit het boekje blz 45,46,47
Bon week-end!
Slide 50 - Slide
Ecouter
ex 26 + 27
ensemble 29+ 30
Après examentekst.
Slide 51 - Slide
More lessons like this
Unité 3: trappen van vergelijking en vragend voornaamwoord
May 2024
- Lesson with
37 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
V4 Le pronom interrogatif
December 2023
- Lesson with
11 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4,5
Vragend voornaamwoord WIE-WAT | Pronom interrogatif
February 2024
- Lesson with
39 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
Vragend voornaamwoord
January 2023
- Lesson with
21 slides
Frans
Enseignement Secondaire
4vfa1 17-02-22 (Vragend voornaamwoord)
May 2023
- Lesson with
12 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
4H Vragend voornaamwoord
February 2024
- Lesson with
28 slides
Frans
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
VWO 4 - Extra oefenen vraagzinnen
June 2024
- Lesson with
24 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
V5 Le pronom interrogatif
February 2024
- Lesson with
26 slides
Frans
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5