H2 Jij en je geld! Wie weet het meest?

Hoofdstuk 2:
Jij en je geld


1 / 17
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hoofdstuk 2:
Jij en je geld


Slide 1 - Slide

Op je bankrekening staat aan het begin van de week € 38,50.
Deze week wordt € 10 afgeschreven voor je telefoonabonnement. Met je pinpas betaal je € 4,95 voor een cadeautje. Je zakgeld van € 20 wordt bijgeschreven. Bereken hoeveel het saldo op je bankrekening is na deze week.
A
€ 33,55
B
€ 23,55
C
€ 43,55
D
€ 73,45

Slide 2 - Quiz

In een winkel heb je een T-shirt gekocht. Bij de betaalautomaat pin je het bedrag van je aankoop.

Vul in: Je hoeveelheid ......... geld ......
A
Giraal geld daalt
B
Chartaal geld stijgt
C
Chartaal geld daalt
D
Giraal geld stijgt

Slide 3 - Quiz

Heb je hier te maken met directe ruil of indirecte ruil?

In de vakantie pas je een paar keer op bij de buren. In ruil
daarvoor mag je aan het eind van de vakantie een dag mee naar een pretpark.
A
Directe ruil
B
Indirecte ruil

Slide 4 - Quiz

Sparen betekent...?
A
dat je geld dat je overhoudt op een spaarrekening bij de bank zet.
B
dat je je geld niet nu uitgeeft, maar bewaart voor later.
C
dat je steeds meer inkomsten hebt.
D
dat je steeds minder uitgaven hebt.

Slide 5 - Quiz

Kyara spaart elke maand zodat ze, als bijvoorbeeld de wasmachine kapot gaat, geld heeft om een nieuwe te kopen.

Stelling I: Hier is sprake van sparen voor een doel.
Stelling II: Met sparen stel je consumeren uit tot een later tijdstip.

A
Alleen stelling 1 is juist
B
Alleen stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Beide stellingen zijn onjuist

Slide 6 - Quiz

Op een spaarrekening staat: € 1.500. De rente is 1,2% per jaar.
Hoeveel rente na 3 jaar?
A
€ 54
B
€ 18
C
€ 37,50
D
€ 12,50

Slide 7 - Quiz


Ramon ziet dat een spelcomputer bij Amazon €20 goedkoper is dan bij Bol.com. Welke geldfunctie herken je?

A
Ruilmiddel
B
Spaarmiddel
C
Rekenmiddel
D
Betaalmiddel

Slide 8 - Quiz

Esther heeft een aanbieding gezien van een drumstel voor € 175. Omdat ze nog niet genoeg gespaard heeft, vraagt ze aan haar ouders of ze het geld van hen kan lenen.
Welke reden heeft Esther om te gaan lenen?
A
Je wilt nu al iets duurs hebben en gebruiken
B
Je hebt onverwacht dringend geld nodig

Slide 9 - Quiz

Uit welke twee delen bestaat de maandtermijn van een lening bij de bank?
A
Aflossing & afsluitkosten
B
Aflossing & rente
C
Rente & afsluitkosten

Slide 10 - Quiz


Tess leent €1500 en kiest voor een looptijd van twee jaar. 
Bereken de kredietkosten. 
A
€71
B
€204
C
€1500
D
€1704

Slide 11 - Quiz

Sadet heeft bij een bank € 1.500 geleend. Ze betaalt € 114 aan rente.
Bereken hoeveel procent de rente is van haar lening.
A
13,2%
B
15,3%
C
0,76%
D
7,6%

Slide 12 - Quiz

Een verzekering sluit je af bij een verzekeringsmaatschappij.
Dat is de ......
A
Verzekeraar
B
Verzekerde

Slide 13 - Quiz

Als bewijs van je verzekering ontvang je een ......
A
Polis
B
Polisvoorwaarde
C
Premie

Slide 14 - Quiz

Bedrag dat je jaarlijks betaald voor je verzekering noem je...
A
Polis
B
Rente
C
Premie
D
Kosten

Slide 15 - Quiz

Hierin staat waar je wel of geen recht op hebt...
A
Polis
B
Polisvoorwaarden
C
Assurantiemodule
D
Verzekeringsoverzicht

Slide 16 - Quiz

Klaar......
Wie heeft de meeste punten?

Slide 17 - Slide