H3 Formules en grafieken les 3

1 / 55
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 55 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

PROGRAMMA
  • Check startklaar
  • Welkom
  • Terugblik: Wat heb je geleerd? 
  • Wat ga je leren?
  • Instructie
  • Aan de slag: keuze
  • Evaluatie + reflectie

Slide 3 - Slide

Be all you can be.
Never give up!

Slide 4 - Slide

INVESTEER IN JEZELF!

Slide 5 - Slide

toets op donderdag 21 december
Klas 3A

Slide 6 - Slide

toets op donderdag 21 december
Klas 3B

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Studiewijzer

Slide 9 - Slide

Studiewijzer

Slide 10 - Slide

PROGRAMMA
  • Check startklaar
  • Welkom
  • Terugblik: Wat heb je geleerd? 
  • Wat ga je leren?
  • Instructie
  • Aan de slag: keuze
  • Evaluatie + reflectie

Slide 11 - Slide

  • Eerste wiskundeles

  • Kennismaking wiskundeboek

  • Startgevoel bij wiskunde

  • In 6 stappen naar een voldoende voor wiskunde

Slide 12 - Slide

Leerdoelen:
Ik weet wat een lineaire grafiek is.
Ik weet wat een vloeiende kromme is.
Ik weet wat een horizontale grafiek is. (lineaire grafiek)
Ik weet wat een periodieke grafiek is. 

Slide 13 - Slide

Lineair = liniaal
Lineair verband
Leerdoelen:
Ik kan een lineaire grafiek bij een tabel tekenen.
Ik kan een vloeiende kromme bij een tabel tekenen.
Ik kan aan de tabel zien of een grafiek lineair of niet is.
Ik zie of een grafiek snel of langzaam daalt of stijgt of constant blijft.
 
Welke grafiek stijgt evenveel?
Welke grafiek stijgt steeds sneller?

Slide 14 - Slide



- Formule met letters schrijven.
   Hierin is...........
- 3,43t = 3.43 x t
- Variabelen zijn i en t.
- Eenheden zijn euro en uren.
- Begingetal is 4,50 (staat naast + of -)
- Stijggetal of daalgetal is 3,43
   (staat naast x en voor lettervariabele).
- Berekening  + conclusie



Leerdoel:
Ik kan van een woordformule een letterformule maken.
 Ik kan met een letterformule rekenen.
 Ik kan de eenheden in een formule aangeven.
 Ik kan variabelen in een formule aangeven.
 

Slide 15 - Slide

  • Wat is het begingetal?

  • Wat is het stijggetal? 

  • Stijggetal of daalgetal  heten vanaf nu richtingscoëfficiënt (rc).

  • Wat is de richtingscoëfficiënt  (rc)?
Lineaire formule
Leerdoel:
Ik kan het begingetal in een formule aangeven.
Ik kan de richtingscoëfficiënt in een formule aangeven.
Ik weet wat een lineaire formule is.

Slide 16 - Slide

  • Wat is het begingetal?

  • Wat is de rc?


  • Wat is het begingetal?


  • Wat is de rc?


Leerdoel:
Ik kan het begingetal in een formule aangeven.
Ik kan de richtingscoëfficiënt in een formule aangeven.
Ik weet wat een lineaire formule is.
Let op! rc positief of negatief? 

Slide 17 - Slide

"Spiekbriefje"

Slide 18 - Slide

Extra oefenen!




1. Op welke hoogte begint de grafiek?
2. Bereken K voor a =50.

3. Teken de verticale as. Zet de variabele
    en de eenheid erbij.
4. Teken de grafiek in je schrift. Vergeet de
     titel niet.

20 + 0,25 x 50 = 32,50

Slide 19 - Slide

  • Welk getal is de richtingscoëfficiënt?




  • Wat is het maximum?




  • Wat is het minimum? --> begingetal
Het maximum is 32,50
Het minimum is 20.

Slide 20 - Slide

Wat heb je geleerd?



Par 3.1 + 3.2

Slide 21 - Slide

 WAT HEB JE GELEERD?
Opdracht 1








Klaar? Maak opdracht 1.
timer
5:00

Slide 22 - Slide

 WAT HEB JE GELEERD?
Opdracht 2







Klaar? 
Lees theorie op blz. 144, 145, 146
timer
5:00

Slide 23 - Slide

Wat weet je al?




STARTOPDRACHT
PAR. 3.3

Het is niet erg als je het nog niet weet. Dit betekent dat je het kunt leren. 

Slide 24 - Slide

Startopdracht 1
par. 3.3

                                






KLAAR? 
Lees theorie op blz. 144, 145, 146








timer
5:00

Slide 25 - Slide

Wissel jouw blad met je buurman/buurvrouw.

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

PROGRAMMA
  • Check startklaar
  • Welkom
  • Terugblik: Wat heb je geleerd? 
  • Wat ga je leren?
  • Instructie
  • Aan de slag: keuze
  • Evaluatie + reflectie

Slide 29 - Slide

WAT GA JE LEREN? 
  •  Ik herken een tabel met een
         regelmatige toe- of afname.
  •  Ik weet hoe ik kan onderzoeken of er
         sprake is van een regelmaat.
  •  Ik kan de richtingscoëfficiënt bij een         tabel berekenen.

Slide 30 - Slide

INSTRUCTIE LES 3

Slide 31 - Slide

REGELMAAT OF NIET?
Is er in de tabel een regelmatige toename?

Slide 32 - Slide

REGELMAAT OF NIET?
Is er in de tabel een regelmatige toename?

Slide 33 - Slide

REGELMAAT OF NIET?
WERKBLAD
  • Zet de toename bij de bovenste rij en de onderste rij.


  • Is er sprake van een regelmatige toename?


  • Wat is de richtingscoëfficiënt?

Slide 34 - Slide

REGELMAAT OF NIET?
WERKBLAD
  • Zet de toename bij de bovenste rij en de onderste rij.


  • Is er sprake van een regelmatige toename?


  • Wat is de richtingscoëfficiënt?

Slide 35 - Slide





 





Wat moet jij doen om de leerdoelen te bereiken? 
Kies hoe jij par. 3.3 wilt oefenen.
         of

Slide 36 - Slide

QUIZ 3
formules en grafieken

Slide 37 - Slide

Werkblad

Slide 38 - Slide


Hoe heb je de vorige opdracht gemaakt?
A
goed
B
gedeeltelijk goed
C
fout

Slide 39 - Quiz

Werkblad

Slide 40 - Slide


Hoe heb je de vorige opdracht gemaakt?
A
goed
B
gedeeltelijk goed
C
fout

Slide 41 - Quiz

Is er sprake van een regelmatige toename?
Zo ja, wat is dan de rc van de grafiek die er bij hoort.
A
Ja, er is een regelmatige toename. De rc is 1.
B
Ja, er is een regelmatige toename. De rc is -1.
C
Ja, er is een regelmatige toename. De rc is -10
D
Nee, er is geen regelmatige toename. Er is dus geen rc.

Slide 42 - Quiz


A
Ja, er is een regelmatige toename. De rc is 10.
B
Ja, er is een regelmatige toename. De rc is 15.
C
Ja, er is een regelmatige toename. De rc is 11,6
D
Nee, er is geen regelmatige toename. Er is dus geen rc.

Slide 43 - Quiz


A
Ja, er is een regelmatige toename. De rc is 6.
B
Ja, er is een regelmatige toename. De rc is 5,3.
C
Ja, er is een regelmatige toename. De rc is 11,2.
D
Nee, er is geen regelmatige toename. Er is dus geen rc.

Slide 44 - Quiz


A
Ja, er is een regelmatige toename. De rc is 0,5.
B
Ja, er is een regelmatige toename. De rc is 1.
C
Ja, er is een regelmatige toename. De rc is 2.
D
Nee, er is geen regelmatige toename. Er is dus geen rc.

Slide 45 - Quiz


A
Ja, er is een regelmatige toename. De rc is 0,5.
B
Ja, er is een regelmatige toename. De rc is 1.
C
Ja, er is een regelmatige toename. De rc is 2.
D
Nee, er is geen regelmatige toename. Er is dus geen rc.

Slide 46 - Quiz


A
Ja, er is een regelmatige toename. De rc is 0,5.
B
Ja, er is een regelmatige toename. De rc is 1.
C
Ja, er is een regelmatige toename. De rc is 2.
D
Nee, er is geen regelmatige toename. Er is dus geen rc.

Slide 47 - Quiz


A
Ja, er is een regelmatige toename. De rc is -0,1.
B
Ja, er is een regelmatige toename. De rc is -10.
C
Ja, er is een regelmatige toename. De rc is 10.
D
Nee, er is geen regelmatige toename. Er is dus geen rc.

Slide 48 - Quiz


A
Ja, er is een regelmatige toename. De rc is 3.
B
Ja, er is een regelmatige toename. De rc is 16.
C
Ja, er is een regelmatige toename. De rc is 48.
D
Nee, er is geen regelmatige toename. Er is dus geen rc.

Slide 49 - Quiz


A
Ja, er is een regelmatige toename. De rc is -1250.
B
Ja, er is een regelmatige toename. De rc is -7500.
C
Ja, er is een regelmatige toename. De rc is -11250.
D
Nee, er is geen regelmatige toename. Er is dus geen rc.

Slide 50 - Quiz

REFLECTIE

Slide 51 - Slide

Begrijp je alle leerdoelen ?
wist dit al
ja
bijna
een beetje
nog niet

Slide 52 - Poll

Hoe was je inzet?
😒🙁😐🙂😃

Slide 53 - Poll

Slide 54 - Slide

Vooruitblik
volgende les

VOLGENDE LES

par. 3.4
eigen keuze van oefenen

Slide 55 - Slide