Quiz Lesstof H1 en H6

Welke drogreden? Twee van de drie patiënten die voor het slapengaan groene thee kregen, gaven aan beter te slapen. Daarom kan groene thee worden gebruikt om slapeloosheid te behandelen.
A
Onjuist beroep op autoriteit
B
Overhaaste generalisatie
C
Verkeerde vergelijking
D
Ontduiken van de bewijslast
1 / 28
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welke drogreden? Twee van de drie patiënten die voor het slapengaan groene thee kregen, gaven aan beter te slapen. Daarom kan groene thee worden gebruikt om slapeloosheid te behandelen.
A
Onjuist beroep op autoriteit
B
Overhaaste generalisatie
C
Verkeerde vergelijking
D
Ontduiken van de bewijslast

Slide 1 - Quiz

In dit voorbeeld is een steekproefomvang van drie veel te klein om te generaliseren over de effectiviteit van groene thee, om nog maar te zwijgen van het feit dat de zelfrapportages van patiënten niet altijd de meest betrouwbare gegevens opleveren.
Als je niet mee gaat stappen, dan ben je echt een saaie eikel.
A
Persoonlijke aanval
B
Cirkelredenering
C
Onjuist oorzaak-gevolg
D
Vals dilemma

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Pia las net weer in de krant over een advocaat uit Amsterdam die over de scheef ging. "Zie je wel dat advocaten niet te vertrouwen zijn?"
A
Persoonlijke aanval
B
Ontduiken van de bewijslast
C
Overhaaste generalisatie
D
Onjuist beroep op het kenmerk- of eigenschapsschema

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Je kan echt niet niet mee stappen. Als je niet meegaat, dan ben je er gewoon niet bij.
A
Verkeerde vergelijking
B
Cirkelredenering
C
Onjuist beroep op het autoriteitsschema
D
Onjuist beroep op het kenmerk- of eigenschapsschema

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Sinds het verboden is om te appen op te fiets, zijn er minder dodelijke verkeersongevallen geweest. Appen op de fiets zorgt dus voor veel doden.
A
Overhaaste generalisatie
B
Onjuist beroep op het oorzaak-gevolgschema
C
Het vertekenen van het standpunt
D
Overdrijven van voor- of nadelen

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

De docent zegt dat ik een onvoldoende heb, dus hij zegt eigenlijk dat ik dom ben.
A
Persoonlijke aanval
B
Overhaaste generalisatie
C
Vertekenen van het standpunt
D
Bespelen van het publiek

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Elke keer dat ik mijn schoolboeken onder mijn kussen leg voor het slapen gaan, haal ik de volgende dag
een voldoende!
A
Ontduiken van de bewijslast
B
Bespelen van het publiek
C
Onjuist beroep op kenmerk
D
Onjuist beroep op het oorzaak-gevolgschema

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

"Je zet je in voor dierenwelzijn, maar je
werkt bij een restaurant waar ze alleen maar
vleesgerechten serveren."
A
Onjuist beroep op kenmerk
B
Ontduiken van de bewijslast
C
Persoonlijke aanval
D
Overhaaste generalisatie

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Politicus: "Soms is een opvoedkundige tik
noodzakelijk."
Interviewer: "Dus jij vindt dat het slaan van kinderen
– dus eigenlijk kindermishandeling – moet worden
toegestaan?"
A
Persoonlijke aanval
B
Vertekenen van het standpunt
C
Bespelen van het publiek
D
Verkeerde vergelijking

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

We hoeven niet te oefenen met debatteren, want vorig
jaar heeft de debatclub het toernooi gewonnen.
A
Verkeerde vergelijking
B
Onjuist beroep op het oorzaak-gevolgschema
C
Onjuist beroep op kenmerk
D
Ontduiken van de bewijslast

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Die bloemenzaak loopt goed; elke keer dat ik langsrijd is het druk.
A
Overhaaste generalisatie
B
Ontduiken van de bewijslast
C
Overdrijven van voor- of nadelen
D
Verkeerde vergelijking

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Elk weldenkend mens weet toch dat geweldfilms aanzetten tot
geweld.
A
Bespelen van het publiek
B
Ontduiken van de bewijslast
C
Onjuist beroep op autoriteit
D
Cirkelredenering

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Online lesgeven zorgt ervoor dat docenten en
leerlingen nooit meer ziek worden!
A
Onjuist oorzaak-gevolgrelatie
B
Overdrijven van voor- en nadelen
C
Vals dilemma
D
Bespelen van jet publiek

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Als jij niet naar Spanje op vakantie wil, dan gaan we gewoon helemaal niet op vakantie.
A
Bespelen van het publiek
B
Onjuiste oorzaak-gevolgrelatie
C
Vals dilemma
D
Cirkelredenering

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Het is waar, want ik heb het op Facebook gelezen.
A
Onjuist beroep op autoriteit
B
Bespelen van het publiek
C
Onjuist beroep op kenmerk
D
Vals dilemma

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Dat weet iedereen, dat hoef ik niet uit te leggen.
A
Bespelen van het publiek
B
Onjuist beroep op oorzaak- gevolg
C
Cirkelredenering
D
Ontduiken van de bewijslast

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Van deze wasmachine worden je kleren zo schoon dat je ze nooit meer hoeft te wassen!
A
Vertekenen van het standpunt
B
Cirkelredenering
C
Het overdrijven van voor- of nadelen
D
Bespelen van het publiek

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Waar of niet waar: over een waarderend argument kun je van mening verschillen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Waar of niet waar: bij een Nevenschikkende argumentatie met afhankelijke argumenten ondersteunen argumenten onafhankelijk van elkaar het standpunt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Waar of niet waar: een vraag kan de hoofdgedachte van een tekst zijn.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Waar of niet waar: een motiverende titel geeft aan waarover een tekst gaat.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Waar of niet waar: als de hoofdgedachte een constatering is, dan is het tekstdoel informeren of opiniëren.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn de twee functies van de inleiding?

Slide 23 - Open question

de aandacht van het publiek trekken;
het onderwerp van de tekst introduceren.
Bij welk verband passen de volgende signaalwoorden: als, indien, wanneer, in het geval dat, tenzij, mits

Slide 24 - Open question

Voorwaardelijk verband
Bij welk verband passen de volgende signaalwoorden: eerst, dan, daarna, uiteindelijk, eens, toen, vroeger, nu, later, voordat, nadat, vervolgens

Slide 25 - Open question

Chronologisch verband
Waar of niet waar: vaak wordt een deelonderwerp in de kern (middenstuk) geformuleerd als vraag.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Er zijn ook andere woorden waaraan je verbanden in een tekst kunt herkennen, zoals oplossing, verklaring, argument, voordeel, stelling. Hoe noem je deze woorden?

Slide 27 - Open question

Functiewoorden
Hoe noem je een argument dat je kunt controleren?

Slide 28 - Open question

Een feitelijk argument.