Les6-Grondbeginselen-Rechtsstaat

Maatschappijleer havo 4
1 / 22
next
Slide 1: Slide
MaatschappijleerMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Maatschappijleer havo 4

Slide 1 - Slide

Lesprogramma vandaag
Vragen over de lesstof
Zelfstandig doorlezen paragraaf
- 10 minuten
Uitleg grondbeginselen rechtsstaat-max 10 minuten
Quiz over de grondbeginselen
Maken selectie werkboekopdrachten grondbeginselen

Slide 2 - Slide

Zelfstandig lezen
Lees paragraaf 2 De grondbeginselen globaal door
Noteer je vragen over de lesstof
timer
10:00

Slide 3 - Slide

Grondbeginselen rechtsstaat
Beginsel van grondrechten (grondwet)
Soevereinitsbeginsel- en democratiebeginsel
Legaliteitsbeginsel
Trias politica

Slide 4 - Slide

Rechterlijke macht
Zitten magistratuur: Onafhankelijke rechters
Staande magistratuur: Openbaar Ministerie (aanklagers)

Slide 5 - Slide

1:Wie heeft er in Nederland wetgevende macht?
A
Kabinet en parlement
B
Regering en parlement
C
Tweede Kamer en minister
D
Kabinet en regering

Slide 6 - Quiz

2: Wie heeft er geen wetgevende macht?
A
Rechter
B
Koning
C
Minister
D
Eerste Kamer

Slide 7 - Quiz

3:Wie heeft er uitvoerende macht?
A
Journalisten
B
Koning
C
Bedrijven
D
Ministers+ ambtenaren

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Link

4: In Hongarije heeft de regering...
A
Wetgevende en uitvoerende macht
B
Wetgevende macht
C
Alle drie de machten
D
Uitvoerende macht

Slide 10 - Quiz

5: Wie heeft er in Nederland rechterlijke macht?
A
Officier van justitie
B
Minister
C
Onafhankelijke rechters
D
Parlement

Slide 11 - Quiz

6: Het belangrijkste kenmerk van een democratie is
A
Dat de meerderheid beslist
B
Verkiezingen
C
Ook rekening houden met minderheden
D
Debat

Slide 12 - Quiz

7: De betekenis van soevereiniteit is:
A
Er is sprake van een democratie
B
Er zijn vrije verkiezingen
C
De staat luistert naar het parlement
D
De staat heeft de hoogste macht

Slide 13 - Quiz

8: Geen kenmerk van het legaliteitsbeginsel is
A
Vrije meningsuiting
B
Strafmaat
C
Strafbaarheid
D
Ne-bis-idem regel

Slide 14 - Quiz

9: Een voorbeeld van een klassiek grondrecht is
A
Het recht op privacy
B
Sociale zekerheid
C
Het recht op gezondheidszorg
D
Volksgezondheid

Slide 15 - Quiz

10: Een voorbeeld van een sociaal grondrecht is:
A
Bescherming werknemers
B
Recht op eigendom
C
Onaantastbaarheid van het lichaam
D
Recht op vrije meningsuiting

Slide 16 - Quiz

11: Een verschil tussen klassieke en sociale grondrechten is:
A
Klassiek zijn uit de vorige grondwet
B
Sociale zijn geen grondrechten
C
Klassiek moet de overheid garanderen
D
Inspanningsverplichting overheid

Slide 17 - Quiz

12: Wanneer zijn de sociale grondrechten toegevoegd aan onze grondwet?
A
2001
B
1983
C
1990
D
1981

Slide 18 - Quiz

Slide 19 - Link

13: Hoe herken je de machtenscheiding in dit artikel?
timer
3:00

Slide 20 - Open question

Slide 21 - Link

Maken selectie werkboekopdrachten
Paragraaf 2 Grondbeginselen: vraag 2 t/m 7, 9, 10, 13, 14, 15, 16

Slide 22 - Slide