Juist formuleren

T4 Nederlands
Formuleren
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

T4 Nederlands
Formuleren

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Aan het eind van de les kun je het doel van goed formuleren uitleggen.
  • Aan het eind van de les kun je heb je geoefend met het goed formuleren van zinnen.
  • Aan het eind van de les kun je verschillende vormen van verkeerd formuleren benoemen. 

Slide 2 - Slide

Waarom is juist formuleren belangrijk?
Formuleringsfouten staan slordig.


Formuleringsfouten in een sollicitatiebrief verkleinen de kans op een sollicitatiegesprek.
Mensen die geen of weinig formuleringsfouten maken, worden slimmer ingeschat.



Slide 3 - Slide

Hoe voorkom je formuleringsfouten?
Maak je zinnen niet te lang en ingewikkeld;

Gebruik signaalwoorden;
Gebruik na verbindingswoorden en uitdrukkingen de juiste woordvolgorde;
Controleer of je de werkwoorden kennen, kunnen, liggen en leggen juist gebruikt hebt;



Slide 4 - Slide

Vervolg
Controleer of je de juiste werkwoordsvorm gebruikt hebt;

Gebruik verwijswoorden;
Gebruik als na een stellende trap en dan na een vergrotende trap;
Controleer je tekst.



Slide 5 - Slide

Mijn sleutels leggen/liggen nog op tafel dus ken/kan ik het huis niet in.

A
leggen/ken
B
liggen/kan
C
leggen/kan
D
liggen/ken

Slide 6 - Quiz

Mijn rapport is een stuk beter als/dan die van jou/jij.

A
als/jou
B
dan/jij
C
als/jij
D
dan/jou

Slide 7 - Quiz

Ik ga morgen met de bus naar school, omdat/want het dan gaat regenen.

A
omdat
B
want

Slide 8 - Quiz

Een grote groep leerlingen had/hadden een onvoldoende.

A
had
B
hadden

Slide 9 - Quiz

Het fitnessabonnement ____ ik laatst heb afgesloten, blijkt goedkoper dan ik had gedacht.

A
dat
B
die

Slide 10 - Quiz

Tijdens de toets hoorde ik een heel hard tikkende klok, _____ ik erg storend vond.

A
dat
B
wat

Slide 11 - Quiz

______ puppy’s zijn echt schattig, maar _____ van Herman zijn ook erg lief.

Slide 12 - Open question

De boom ______ ik vroeger klom, staat in de tuin van de jongen _______ ik nog steeds verliefd ben.

A
waarin/op wie
B
waarop/waarop

Slide 13 - Quiz

Nu jullie
Bekijk de zinnen in het onderdeel 'Formuleren' in jullie reader.
> Verbeter de zinnen en schrijf ze juist op.

Let op:
> Enk/mv door elkaar.
> Gebruik van verkeerde verwijswoorden.
> Woorden die er dubbel in staan.
> Woorden die missen in de zin.




Slide 14 - Slide