Juist formuleren

Waarom is juist formuleren belangrijk?
Formuleringsfouten staan slordig.


Formuleringsfouten in een sollicitatiebrief verkleinen de kans op een sollicitatiegesprek.
Mensen die geen of weinig formuleringsfouten maken, worden slimmer ingeschat.



1 / 12
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Waarom is juist formuleren belangrijk?
Formuleringsfouten staan slordig.


Formuleringsfouten in een sollicitatiebrief verkleinen de kans op een sollicitatiegesprek.
Mensen die geen of weinig formuleringsfouten maken, worden slimmer ingeschat.



Slide 1 - Slide

Hoe voorkom je formuleringsfouten?
Maak je zinnen niet te lang en ingewikkeld;

Gebruik signaalwoorden;
Gebruik na verbindingswoorden en uitdrukkingen de juiste woordvolgorde;
Controleer of je de werkwoorden kennen, kunnen, liggen en leggen juist gebruikt hebt;



Slide 2 - Slide

Vervolg
Controleer of je de juiste werkwoordsvorm gebruikt hebt;

Gebruik verwijswoorden;
Gebruik als na een stellende trap en dan na een vergrotende trap;
Controleer je tekst.



Slide 3 - Slide

Mijn sleutels leggen/liggen nog op tafel dus ken/kan ik het huis niet in.

A
leggen/ken
B
liggen/kan
C
leggen/kan
D
liggen/ken

Slide 4 - Quiz

Mijn rapport is een stuk beter als/dan die van jou/jij.

A
als/jou
B
dan/jij
C
als/jij
D
dan/jou

Slide 5 - Quiz

Ik ga morgen met de bus naar school, omdat/want het dan gaat regenen.

A
omdat
B
want

Slide 6 - Quiz

Een grote groep leerlingen had/hadden een onvoldoende.

A
had
B
hadden

Slide 7 - Quiz

Het fitnessabonnement ____ ik laatst heb afgesloten, blijkt goedkoper dan ik had gedacht.

A
dat
B
die

Slide 8 - Quiz

Tijdens de toets hoorde ik een heel hard tikkende klok, _____ ik erg storend vond.

A
dat
B
wat

Slide 9 - Quiz

______ puppy’s zijn echt schattig, maar _____ van Herman zijn ook erg lief.

Slide 10 - Open question

De boom ______ ik vroeger klom, staat in de tuin van de jongen _______ ik nog steeds verliefd ben.

A
waarin/op wie
B
waarop/waarop

Slide 11 - Quiz

Nu jullie
maak taalverzorging hoofdstuk 5 
opdracht 8 t/m 13




Slide 12 - Slide