Present simple (23-01)

Today:
1. Present simple
2. Activiteit 





Goals (aan het einde van de les...) :
-  Weet je wanneer je de present simple gebruikt.
- Weet je hoe je de present simple maakt.
- Kun je zelf zinnen maken in de present simple.

1 / 17
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Today:
1. Present simple
2. Activiteit 





Goals (aan het einde van de les...) :
-  Weet je wanneer je de present simple gebruikt.
- Weet je hoe je de present simple maakt.
- Kun je zelf zinnen maken in de present simple.

Slide 1 - Slide

1. Grammar
Raise your hand if you want to say / ask something. 

Slide 2 - Slide

Welke soorten zinnen heb je?

Tip: +, - en ?

Slide 3 - Open question

1. Present simple: bevestigend
Je gebruikt de present simple als iets altijd, vaak of nooit gebeurt. 
Je gebruikt het hele werkwoord:

I love chocolate cake.
We eat pizza every week.
Raise your hand if you want to say / ask something. 

Slide 4 - Slide

Welk werkwoord staat in de present simple?

They _____ at Maaswaal College.
A
work
B
works
C
worked
D
working

Slide 5 - Quiz

Welk werkwoord staat in de present simple?

We _____ pancakes every Wednesday.
A
eats
B
eating
C
eat

Slide 6 - Quiz

1. Present simple: bevestigend
Je gebruikt het hele werkwoord:
I love chocolate cake.

Let op! Bij he / she / it komt er -s achter het werkwoord.
She loves chocolate cake.

Raise your hand if you want to say / ask something. 

Slide 7 - Slide

Wat moet er op de lijn staan?
He ____ (haten) pasta.

Slide 8 - Open question

She ____ reading a lot!
A
enjoy
B
enjoys
C
enjoyed
D
enjoying

Slide 9 - Quiz

1. Present simple: ontkennend
Bij ontkennende zinnen gebruik je don't / doesn't + hele werkwoord:

I don't like music.
She doesn't like music.

Let op! Geen s
Raise your hand if you want to say / ask something. 

Slide 10 - Slide

She ____ enjoy reading a lot!
A
don't
B
doesn't

Slide 11 - Quiz

We ____ cook dinner every day!
A
don't
B
doesn't

Slide 12 - Quiz

You ____ look like you sister!
A
don't
B
doesn't

Slide 13 - Quiz

1. Present simple: vragend
Bij vraagzinnen gebruik je do / does + hele werkwoord:

Do I like music?
Does she like music?

Let op! Geen s
Raise your hand if you want to say / ask something. 

Slide 14 - Slide

Maak een vraagzin van deze zin:
I love food.

Slide 15 - Open question

____ she like your friend?
A
Do
B
Does

Slide 16 - Quiz

2. Activity
Quizzis
Raise your hand if you want to say / ask something. 

Slide 17 - Slide