19 nov. : Verder met oefenen met tekstverbanden en signaalwoorden 1.2 en 1.3

19 nov. - oefenen met  1.2 en 1.3 tekstverbanden en signaalwoorden
Havo 2 periode 2 
week 12 1e les (19 november)

1 / 38
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

19 nov. - oefenen met  1.2 en 1.3 tekstverbanden en signaalwoorden
Havo 2 periode 2 
week 12 1e les (19 november)

Slide 1 - Slide

Welkom H2a
plattegrond: 

timer
5:00
Huiswerk open: blz. 15 opdr. 7 

Slide 2 - Slide

Welkom H2b 
plattegrond: 

timer
5:00
Huiswerk open: blz. 15 opdr. 7 

Slide 3 - Slide

Planning
Lezen  
Startopdracht: quizvragen laptop
Huiswerk- en vragenbespreking
~pauze~
Laatste presentaties H2a
Verder zelfstandig oefenen 1.2 en 1.3
Afsluiting

timer
10:00

Slide 4 - Slide

Startopdracht
Quizvragen over signaalwoorden en tekstverbanden: log in bij lessonup.com 
timer
10:00

Slide 5 - Slide

Startopdracht
Quizvragen over signaalwoorden en tekstverbanden: log in bij lessonup.com 
timer
5:00

Slide 6 - Slide

Waarom gebruiken we ook alweer signaalwoorden?
A
Omdat een tekst structuur nodig heeft om begrijpelijk en leesbaar te zijn. De volgorde en de verbanden van alinea's zijn heel belangrijk.
B
Dan weet je dat er hoofdzaken genoemd worden.
C
Met signaalwoorden kun je de hoofdgedachte van een tekst achterhalen.
D
Als je de tekstverbanden herkent, begrijp je de tekst beter.

Slide 7 - Quiz

Bij welk tekstverband horen de volgende signaalwoorden?
als gevolg van, dankzij, doordat

A
concluderend verband
B
redengevend verband
C
oorzakelijk verband
D
doel-middel verband

Slide 8 - Quiz


Ik wil liever niet meer een krantenwijk lopen, maar ik heb het geld nodig voor een nieuwe scooter.

A
tegenstellend verband
B
redengevend verband
C
oorzakelijk verband
D
doel-middel verband

Slide 9 - Quiz

'Zou je tijdens het eten je telefoon weg kunnen leggen?', vroeg mijn moeder voor de zoveelste keer.
A
tegenstellend verband
B
redengevend verband
C
oorzakelijk verband
D
chronologisch verband

Slide 10 - Quiz


Hij is autoverkoper van beroep. Daarnaast zit hij bij de vrijwillige brandweer.
A
tegenstellend verband
B
redengevend verband
C
opsommend verband
D
chronologisch verband

Slide 11 - Quiz


Voor roeien heb je sterke arm- en beenspieren nodig; daarom doe ik veel aan krachttraining.
A
tegenstellend verband
B
redengevend verband
C
opsommend verband
D
chronologisch verband

Slide 12 - Quiz


Wie veel vrije tijd heeft, heeft vaak veel geld nodig om die vrije tijd aardig te besteden; dus hebben veel scholieren een bijbaantje.
A
tegenstellend verband
B
redengevend verband
C
oorzakelijk verband
D
concluderend verband

Slide 13 - Quiz


Mijn buurman volgt een cursus Engels, zodat hij de kans op een internationale carrière vergroot.
A
Doel - middel verband
B
Chronologisch verband
C
Vergelijkend verband
D
Samenvattend verband

Slide 14 - Quiz


Al met al ben ik zwaar teleurgesteld.
A
Doel - middel verband
B
Chronologisch verband
C
Vergelijkend verband
D
Samenvattend verband

Slide 15 - Quiz


Net als in Amerika gaan ook in Europa steeds meer mensen naar fastfoodketens.
A
Doel - middel verband
B
Chronologisch verband
C
Vergelijkend verband
D
Samenvattend verband

Slide 16 - Quiz


We begonnen met een handjevol mensen. Daarna meldden zich een aantal vrijwilligers. Nu is ons gebouw al te klein.
A
Doel - middel verband
B
Chronologisch verband
C
Vergelijkend verband
D
Samenvattend verband

Slide 17 - Quiz

Tekstverband: VERGELIJKING
A
net als
B
kortom
C
als
D
waarmee

Slide 18 - Quiz

Tekstverband: SAMENVATTING
A
hierdoor
B
concluderend
C
om
D
kortom

Slide 19 - Quiz

Tekstverband: TOELICHTING
A
zoals
B
samenvattend
C
met andere woorden
D
tenzij

Slide 20 - Quiz

Tekstverband: MIDDEL-DOEL
A
zoals
B
om
C
zo
D
omdat

Slide 21 - Quiz

Tekstverband: TEGENSTELLING
A
al met al
B
daar staat tegenover
C
zoals
D
waardoor

Slide 22 - Quiz

Signaalwoord: TEN EERSTE........TEN TWEEDE
A
middel-doel
B
opsomming
C
oorzaak-gevolg
D
tegenstelling

Slide 23 - Quiz

Tekstverband: OPSOMMING
A
bovendien
B
alles bij elkaar
C
al met al
D
zoals

Slide 24 - Quiz

Tekstverband: CONCLUSIE
A
kortom
B
alles overziend
C
met dat doel
D
daarentegen

Slide 25 - Quiz

Huiswerk check✓
opdracht 1 blz. 10 (1, 3, 4 en 9) -gemaakt voor 13/14 nov.- controleer je antwoorden.
 opdracht 3 blz. 19 (5, 6 en 10) -gemaakt voor 13/14 nov.- controleer je antwoorden.

 opdracht 7 blz. 15 vanaf vraag 3.    -gemaakt voor vandaag- Deze gaan we samen bespreken.

Slide 26 - Slide

Huiswerk check✓
opdracht 1 blz. 10( 1, 3, 4 en 9)
  
1 ‘Ik lust geen pizza, maar er zijn genoeg (…).’ TEGENSTELLEND VERBAND
3 De pizza-automaat is twee dagen geleden op de parkeerplaats van zijn autogarage geplaatst en het loopt nu al storm. Schellendoorn toont een foto op zijn telefoon met daarop een lange rij mensen, rond middernacht, voor het enorme apparaat. CHRONOLOGISCH VERBAND
4 veel vrachtwagenchauffeurs, Poolse arbeiders en lokale jeugd
of: barbecuesaus en stukken kip OPSOMMEND VERBAND
9 De Italiaanse vakman laat zien dat een pizza bereiden vooral handwerk is. Zo masseert hij het deeg eerst heel zorgvuldig; daarna gooit hij de bodem een aantal keer de lucht in.  TOELICHTEND VERBAND

Slide 27 - Slide

Huiswerk check✓
Opdracht 3 opdracht 3 blz. 19 (5, 6 en 10)
5 Wang is er niet rouwig om. ‘Ik wilde het toch al niet meer doen. Om niet in de verleiding te komen heb ik veel games van mijn computer gewist, nog voordat ik van de nieuwe regel hoorde.’ Het gamen kostte hem niet alleen veel tijd, maar ook erg veel geld. Dat kwam van zijn ouders, die niet wisten dat hij het uitgaf om wapens te kopen binnen de games. DOEL-MIDDEL 
6 (1) MIDDEL: games van computer wissen – DOEL: niet in de verleiding komen om te spelen
(2)MIDDEL: geld uitgeven – DOEL: wapens kopen binnen de games
10 Een moeder van 38, met twee zoons van acht en twaalf, vertelt dat haar jongens dol zijn op games. ‘Ik denk dat de overheid wel moest ingrijpen omdat veel ouders er te slap voor zijn’, zegt ze.  REDENGEVEND VERBAND 

Slide 28 - Slide

Huiswerk check✓
opdracht 7 blz. 15 vanaf vraag 3

3. TOELICHTEND VERBAND: zoals 
4. "Andere acts" worden toegelicht 
5. ELEMENTEN DIE GENOEMD WORDEN ZIJN: zaagsel op de grond van de piste, affiches in de stad, aankondiging met luide stem en grote gebaren, grootte van de piste, dertien meter in doorsnede, bontgekleurde uniformachtige kleding met goudkleurige knopen. 
6. Zo, verder, en, ook, (OPSOMMEND VERBAND)
7. een theater, waar het publiek in een cirkel om de voorstelling heen zit. 
8. een overdekte ruimte die aan alle kanten open is, de overkapping rust op palen -------->
9. CONCLUDEREND VERBAND: dus
10. ---

Slide 29 - Slide

Doel 1.3



 
  • Je leert tekstverbanden herkennen aan de hand van signaalwoorden.
  • Je leert 10 soorten tekstverbanden:                                           
  1. Tegenstellend verband
  2. Chronologisch verband
  3. Opsommend verband
  4. Toelichtend verband
  5. Concluderend verband
6. Doel-middelverband
7. Oorzakelijk verband
8. Redengevend verband
9. Samenvattend verband
10. Vergelijkend verband

Slide 30 - Slide

oefenen
Leer het A4-blad met alle signaalwoorden en de daarbijbehorende tekstverbanden voor de repetitie lezen (27 nov.). 

Gebruik het bij je oefeningen. 
timer
10:00

Slide 31 - Slide

timer
5:00

Slide 32 - Slide

Presentaties H2A


timer
2:00

Cristopher
Ynara
Rens


Slide 33 - Slide

Presentaties H2B


Geen
timer
2:00

Slide 34 - Slide

Aan het werk

Maak opdracht 5 blz. 20 
(vraag 18 NIET) (=huiswerk 26 nov.) en/of
werk verder aan je boekopdracht (morgen inleveren via SOM)
timer
20:00

Slide 35 - Slide

Afsluiting
Check de doelen bij jezelf: 

  1. Je kent 10 tekstverbanden en de bijbehorende signaalwoorden.  


timer
5:00

Slide 36 - Slide

Volgende les 20 nov : 
start cursus 5 Grammatica

Huiswerk:  
tot 20 nov.: boekopdracht inleveren via Som
    voor 26 nov.: Maak opdracht 5 blz. 20 af. + Leer de aantekeningen over tekstverbanden en de signaalwoorden 
    27 nov.: repetitie Lezen 1.2 en 1.3 Tekstverbanden en signaalwoorden.

    Slide 37 - Slide

    Spel
    Kom naar voren als je 
    aan de beurt bent. 
    Geef de 5 omschrijvingen
    binnen 30 sec. 
    De klas moet het raden. 
    timer
    0:30

    Slide 38 - Slide