DT5 Herhalen ontleden, gez,pv,ow,lv,

Zinsontleden tot lv
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Zinsontleden tot lv

Slide 1 - Slide

Waarom leren ontleden?
Als je weet hoe een zin is opgebouwd, dan kan je de betekenis makkelijker achterhalen. Ook is de spelling van sommige woorden afhankelijk van hun plaats in de zin.

Als je een andere taal dan het Nederlands moet leren, is kennis van ontleden ook heel handig. Je kan dan gebruik gaan maken van de overeenkomsten tussen talen.

Slide 2 - Slide

Herhaling zinsdelen

Slide 3 - Slide

Zinsdelen benoemen
  1. Persoonsvorm                        (verander de tijd )
  2. Onderwerp                               (wie + pv?  of wat + pv?)
  3. Werkwoordelijk gezegde   (alle werkwoorden in de zin)
  4. Lijdend voorwerp                  (wie + alle benoemde zinsdelen? of wat + alle                                                              benoemde zinsdelen?

Slide 4 - Slide

In welke volgorde moet je een zin ontleden?
A
ow - pv - zinsdelen - wg - lv
B
pv - lv- wg - zinsdelen - ow
C
zinsdelen - ow - pv - wg - lv
D
pv - zinsdelen - wg - ow- lv

Slide 5 - Quiz

Wat is het Werkwoordelijk gezegde?
A
het eerste werkwoord van een zin.
B
alle werkwoorden samen in een zin.
C
het laatste werkwoord van een zin.

Slide 6 - Quiz

Het onderwerp kun je vinden door de volgende vraag te stellen:
A
wie/wat?
B
wie/wat+persoonsvorm?
C
wie/wat + werkwoordelijk gezegde
D
wie/wat + lijdend voorwerp?

Slide 7 - Quiz

Het lijdend voorwerp kun je vinden door de volgende vraag te stellen:
A
wie/wat + wg + ow?
B
wie/wat + wg?
C
wie/wat + mv?
D
wie/wat + lv?

Slide 8 - Quiz

Alle kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin.
De persoonsvorm is:
A
kinderen
B
vinden
C
persoonsvorm
D
deze

Slide 9 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?
- Waarom wandelt Kees de avondvierdaagse?
A
Waarom
B
Er is geen persoonsvorm.
C
wandelt
D
Kees

Slide 10 - Quiz

Is de persoonsvorm altijd een werkwoord?
A
ja
B
nee

Slide 11 - Quiz

Wie heeft mijn scooter gerepareerd?
mijn scooter =
A
onderwerp
B
persoonsvorm
C
lijdend voorwerp

Slide 12 - Quiz

Noem het onderwerp:
De jongen heeft geen zin in school.
A
zin
B
de jongen
C
geen
D
heeft

Slide 13 - Quiz

In elke zin staat een lijdend voorwerp
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quiz

Wat is in de volgende zin het lijdend voorwerp?
- De postbezorger overhandigde de klant de bestelling
A
De postbezorger
B
De bestelling
C
De klant
D
Er is geen lijdend voorwerp

Slide 15 - Quiz