DT5 Herhalen ontleden, gez,pv,ow,lv,

Zinsontleden tot lv
DT 5 NIEUW! 
meewerkend voorwerp
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Zinsontleden tot lv
DT 5 NIEUW! 
meewerkend voorwerp

Slide 1 - Slide

Waarom leren ontleden?
Als je weet hoe een zin is opgebouwd, dan kan je de betekenis makkelijker achterhalen. Ook is de spelling van sommige woorden afhankelijk van hun plaats in de zin.

Als je een andere taal dan het Nederlands moet leren, is kennis van ontleden ook heel handig. Je kan dan gebruik gaan maken van de overeenkomsten tussen talen.

Slide 2 - Slide

Herhaling zinsdelen

Slide 3 - Slide

Zinsdelen benoemen
  1. Persoonsvorm                        (verander de tijd )
  2. Onderwerp                               (wie + pv?  of wat + pv?)
  3. Werkwoordelijk gezegde   (alle werkwoorden in de zin)
  4. Lijdend voorwerp                  (wie + alle benoemde zinsdelen? of wat + alle                                                              benoemde zinsdelen?

Slide 4 - Slide

In welke volgorde moet je een zin ontleden?
A
ow - pv - zinsdelen - wg - lv
B
pv - lv- wg - zinsdelen - ow
C
zinsdelen - ow - pv - wg - lv
D
pv - zinsdelen - wg - ow- lv

Slide 5 - Quiz

Wat is het Werkwoordelijk gezegde?
A
het eerste werkwoord van een zin.
B
alle werkwoorden samen in een zin.
C
het laatste werkwoord van een zin.

Slide 6 - Quiz

Het onderwerp kun je vinden door de volgende vraag te stellen:
A
wie/wat?
B
wie/wat+persoonsvorm?
C
wie/wat + werkwoordelijk gezegde
D
wie/wat + lijdend voorwerp?

Slide 7 - Quiz

Het lijdend voorwerp kun je vinden door de volgende vraag te stellen:
A
wie/wat + wg + ow?
B
wie/wat + wg?
C
wie/wat + mv?
D
wie/wat + lv?

Slide 8 - Quiz

Alle kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin.
De persoonsvorm is:
A
kinderen
B
vinden
C
persoonsvorm
D
deze

Slide 9 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?
- Waarom wandelt Kees de avondvierdaagse?
A
Waarom
B
Er is geen persoonsvorm.
C
wandelt
D
Kees

Slide 10 - Quiz

Is de persoonsvorm altijd een werkwoord?
A
ja
B
nee

Slide 11 - Quiz

Wie heeft mijn scooter gerepareerd?
mijn scooter =
A
onderwerp
B
persoonsvorm
C
lijdend voorwerp

Slide 12 - Quiz

Noem het onderwerp:
De jongen heeft geen zin in school.
A
zin
B
de jongen
C
geen
D
heeft

Slide 13 - Quiz

In elke zin staat een lijdend voorwerp
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quiz

Wat is in de volgende zin het lijdend voorwerp?
- De postbezorger overhandigde de klant de bestelling
A
De postbezorger
B
De bestelling
C
De klant
D
Er is geen lijdend voorwerp

Slide 15 - Quiz

Meewerkend voorwerp
  •  Voor wie iets is of aan wie iets verteld/gegeven wordt.​

  • Stel de vraag: aan wie/voor wie + wg+ow+lv​

Slide 16 - Slide

Wat is in deze zin het mv?
Aan jou kan ik geen geheim vertellen.

A
aan jou
B
kan
C
ik
D
geen geheim

Slide 17 - Quiz

Wat is in deze zin het mv?
Ik zal de anderen heus niets vertellen.


A
ik
B
zal
C
de anderen
D
heus

Slide 18 - Quiz

Wat is het zinsdeel tussen [...]?
Waarom wil mijn oma altijd [een zoen] hebben?
A
Onderwerp
B
Lijdend voorwerp
C
Meewerkend voorwerp
D
werkwoordelijk gezegde

Slide 19 - Quiz

Wat is het zinsdeel tussen [...]?
Mam, geef [ mij ] eens een glas water, alsjeblieft.

A
een bijwoordelijke bepaling
B
een meewerkend voorwerp
C
lijdend voorwerp
D
onderwerp

Slide 20 - Quiz

Wat is in deze zin het mv?
Ik geef mijn moeder een bos bloemen voor Moederdag.
A
ik
B
mijn moeder
C
een bos bloemen
D
voor Moederdag

Slide 21 - Quiz

Wat is in deze zin het mv?
De postbezorger overhandigde de klant de bestelling.
A
de postbezorger
B
de klant
C
de bestelling

Slide 22 - Quiz

Wat is in deze zin het mv?
De docent gaf de leerling een negen voor zijn toets.
A
de docent
B
de leerling
C
een negen
D
voor zijn toets

Slide 23 - Quiz

Wat is in deze zin het mv?
Het mooiste schilderij van Rembrandt hangt aan de muur.
A
het mooiste schilderij van Rembrandt
B
van Rembrandt
C
aan de muur
D
er is geen mv

Slide 24 - Quiz