This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Thema 2 - Organen en cellen
Slide 1 - Slide
Ja / Nee-vragen
Slide 2 - Slide
Is een orgaanstelsel een groep organen die samenwerken?
A
ja
B
nee
Slide 3 - Quiz
Regelt de celkern alles wat er in de cel gebeurt?
A
ja
B
nee
Slide 4 - Quiz
Geven de bladgroenkorrels planten een groene kleur?
A
ja
B
nee
Slide 5 - Quiz
Kun je cellen met het blote oog zien?
A
ja
B
nee
Slide 6 - Quiz
Is de maag een orgaan?
A
ja
B
nee
Slide 7 - Quiz
Zitten er wortelharen aan het uiteinde van de hoofdwortel?
A
ja
B
nee
Slide 8 - Quiz
Hebben dierlijke cellen een celwand?
A
ja
B
nee
Slide 9 - Quiz
Zitten vacuolen in de kern van een plantencel?
A
ja
B
nee
Slide 10 - Quiz
Noem je de cellen van een plant plantaardige cellen?
A
ja
B
nee
Slide 11 - Quiz
Meerkeuzevragen
Slide 12 - Slide
Vormen de spieren van je lichaam samen een cel, een orgaan of een orgaanstelsel?
A
een cel
B
een orgaan
C
een orgaanstelsel
Slide 13 - Quiz
Welke van de volgende organen behoort tot het verteringsstelsel?
A
het hart
B
de holle ader
C
de lever
D
het ruggenmerg
Slide 14 - Quiz
Deze afbeelding hoort bij de volgende vraag.
Slide 15 - Slide
Kijk naar de afbeelding op de vorige bladzijde.
Tot welk orgaanstelsel behoort dit orgaan?
A
tot het ademhalingsstelsel
B
tot het bloedvatenstelsel
C
tot het verteringsstelsel
D
tot het zenuwstelsel
Slide 16 - Quiz
Wat heeft een dierlijke cel?
A
bladgroenkorrels
B
celmembraan
C
celwand
D
vacuole
Slide 17 - Quiz
Deze afbeelding hoort bij de volgende vraag. Kijk naar nummer 7
Slide 18 - Slide
Kijk nogmaals naar de afbeelding.
Welk orgaan wordt aangegeven met nummer 7?
A
dikke darm
B
dunne darm
C
lever
D
maag
Slide 19 - Quiz
In een cel ontstaan 2 kernen. Hoe noem je dit?
A
celdeling
B
groei
C
kerndeling
D
plasmagroei
Slide 20 - Quiz
In een organisme komen onder andere cellen, organen en orgaanstelsels voor. Zet de woorden in de juiste volgorde van GROOT naar KLEIN.
A
cel - organisme - orgaan - orgaanstelsel
B
orgaan - orgaanstelsel - cel - organisme
C
organisme - orgaan - orgaanstelsel - cel
D
organisme - orgaanstelsel - orgaan - cel
Slide 21 - Quiz
Deze afbeelding hoort bij de volgende vraag.
Slide 22 - Slide
Welke onderdelen van deze plantaardige cel komen ook bij dierlijke cellen voor?
A
1, 2 en 5
B
1, 3 en 5
C
2, 3 en 6
D
2, 5 en 6
Slide 23 - Quiz
Welk deel van de plantaardige cel is een stevige laag om de cel?
A
de celkern
B
de celwand
C
de vacuole
Slide 24 - Quiz
Wat is cytoplasma?
A
water met opgeloste zouten
B
water met opgeloste stoffen
C
water met vitamines
D
water met zuurstof
Slide 25 - Quiz
Open vragen
Slide 26 - Slide
Noem de 4 organen van een plant.
Slide 27 - Open question
Zet de volgende zinnen in de goede volgorde. Noteer alleen de nummers. 1. De dochtercellen groeien 2. Er ontstaan twee nieuwe cellen 3. De cel splitst zich in tweeën 4. In de moedercel ontstaan twee kernen.