th.5 Stevigheid en beweging Oefenopdrachten

Thema 5 Stevigheid en beweging 
Oefenopdrachten
1 / 51
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 3

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Thema 5 Stevigheid en beweging 
Oefenopdrachten

Slide 1 - Slide

H1 Het skelet van de mens

Slide 2 - Slide

Wat zijn de taken van het skelet?
A
stevigheid en vorm
B
stevigheid, vorm en bescherming
C
stevigheid, vorm, bescherming en beweging
D
stevigheid, vorm, bescherming, beweging en stilstaan

Slide 3 - Quiz

Welke functie van het skelet zie je het beste terug bij de schedel?
A
Het skelet geeft vorm aan het lichaam
B
Het skelet beschermt kwetsbare organen
C
Het skelet maakt het lichaam stevig
D
Het skelet zorgt dat het lichaam kan bewegen

Slide 4 - Quiz

Topganger
Teenganger

Zoolganger

Slide 5 - Drag question

H2 Kraakbeenweefsel en beenweefsel 

Slide 6 - Slide

Geel beenmerg
Rood beenmerg
vet opslag
Aanmaak van bloedcellen
Platte beenderen
Pijpbeenderen

Slide 7 - Drag question

Zorgt kalk of lijmstof voor stevigheid?
A
Kalk
B
Lijmstof

Slide 8 - Quiz

Waaruit bestaan botten?
A
lijmstof
B
kraakbeen
C
kalk en kraakbeen
D
kalk en lijmstof

Slide 9 - Quiz

H3 Beenverbindingen

Slide 10 - Slide

Gewricht
Naad
Vergroeid
Kraakbeen

Slide 11 - Drag question

Er is geen beweging mogelijk bij de volgende beenverbindingen
A
Naden
B
Gewricht
C
Kraakbeen
D
Vergroeid

Slide 12 - Quiz

Welke beenverbinding is het meest beweeglijk
A
Kraakbeen
B
Naad
C
Vergroeid
D
Gewricht

Slide 13 - Quiz

Welke beenverbinding zit er tussen de wervels?
A
Naden
B
Vergroeid
C
Kraakbeen
D
Gewricht

Slide 14 - Quiz

Welk type beenverbinding is er te vinden tussen de ribben en het borstbeen?
A
Vergroeiing
B
Naadverbinding
C
Kraakbeenverbinding
D
Gewricht

Slide 15 - Quiz

Kraakbeen is een
A
beenverbinding waardoor er een heel veel beweging mogelijk is, bijv. bij de ribben
B
beenverbinding waardoor er een geen beweging mogelijk is, bijv. bij de ribben
C
beenverbinding waardoor er een beetje beweging mogelijk is, bijv. bij de ribben
D
verbinding tussen 2 kraakbeenlaagjes

Slide 16 - Quiz

Naadverbinding
Wat is waar?
A
1) botverbinding waardoor er geen beweging mogelijk is 2) bijv. bij de elleboog
B
1) beenverbinding waardoor er geen beweging mogelijk is 2) bijv. het kniegewricht
C
1) kraakbeenverbinding waardoor er veel beweging mogelijk is 2) bijv. bij de schedelbeenderen
D
1) beenverbinding waardoor er geen beweging mogelijk is 2) bijv. bij de schedelbeenderen

Slide 17 - Quiz

ontspannen
Samengetrokken
Verbinding door kraakbeen
Scharnier-gewricht
kogel
gewricht

Slide 18 - Drag question

Wat is het meest bewegelijk gewricht?
A
kogelgewricht
B
scharniergewricht
C
rolgewricht

Slide 19 - Quiz

Waardoor kunnen botten in een gewricht gemakkelijk langs elkaar bewegen?
A
Door gewrichtssmeer
B
Door gewrichtsbanden
C
Door kraakbeen
D
Door de beenverbinding

Slide 20 - Quiz

Sleep de beenverbinding naar de juiste beenderen
Twee teenkootjes
De wervels van het heiligbeen
Het heupbeen en het dijbeen
Ribben en het borstbeen
Gewricht
Vergroeid
Gewricht
Kraakbeen

Slide 21 - Drag question


Soort gewricht
A
kogelgewricht
B
scharniergewricht
C
rolgewricht
D
draaikogelgewricht

Slide 22 - Quiz

Welk gewricht is dit?
A
kogelgewricht
B
scharniergewricht
C
Rolgericht
D
Atlas en draaier

Slide 23 - Quiz

Wat voor soort gewricht is B
A
Kogelgewricht
B
Scharniergewricht
C
Rolgewricht

Slide 24 - Quiz

Welk gewricht is dit?
A
kogelgewricht
B
scharniergewricht
C
Rolgewricht

Slide 25 - Quiz


Wat voor soort gewricht is C?
A
Kogelgewricht
B
Scharniergewricht
C
Rolgewricht
D
Eivormig gewricht

Slide 26 - Quiz

Hoe heet gewricht nummer 5?
A
rolgewricht
B
zadelgewricht
C
scharniergewricht
D
eivormiggewricht

Slide 27 - Quiz

Gewrichtskogel
Gewrichtskapsel
Gewrichtskom

Slide 28 - Drag question

Gewrichtssmeer
Gewrichtskapsel
Kapselband
Kraakbeenlaagje
Houdt botten bij elkaar
Geeft extra stevigheid aan grote gewrichten
Bescherming van botten tegen slijtage
Soepel bewegen van het gewricht

Slide 29 - Drag question

H4 Spieren

Slide 30 - Slide

Hoe noem je 2 tegengesteld werkende spieren?
A
Synergisten
B
Willekeurigw spieren
C
Onwillekeurige spieren
D
Antagonisten

Slide 31 - Quiz

Waar zitten pezen?
A
Tussen 2 gewrichten
B
Tussen botten en spieren
C
Tussen gewrichten en spieren
D
Tussen 2 spieren

Slide 32 - Quiz

Wat is de juiste volgorde van groot naar klein
A
Spieren spiercellen spierstelsel
B
Spierstelsel Spieren Spiercellen
C
Spiercellen spieren spierstelsel

Slide 33 - Quiz


Als een spier samentrekt:
hoe lang kun jij dit?
De plank is een statische oefening, wat inhoudt dat je je lichaam een tijdje in een bepaalde houding moet houden zonder te bewegen.
A
wordt de spier korter en dunner
B
wordt de spier langer en dikker
C
wordt de spier korter en dikker
D
wordt de spier langer en dunner

Slide 34 - Quiz

Beweging ontstaat doordat .... 1 .... kunnen samentrekken.

.... 2 .... kunnen niet samentrekken, maar zorgen voor verbinding met het bot.
A
1: spieren 2: spieren
B
1: pezen 2: pezen
C
1: pezen 2: spieren
D
1: spieren 2: pezen

Slide 35 - Quiz

H5 Houding en beweging 

Slide 36 - Slide


Hier zie je
A
geen goede lichaamshouding
B
een goede lichaamshouding

Slide 37 - Quiz

Wat kun je zeggen over de wervelkolom van deze jongen
A
Deze heeft een dubbele S-vorm
B
Deze heeft GEEN dubbele S-vorm
C
Deze heeft een S-vorm
D
Deze heeft GEEN S-vorm

Slide 38 - Quiz

Waarom mag je bij het tillen je wervelkolom niet helemaal buigen?
A
Dan verschuiven de wervels
B
Dan verschuiven de kraakbeenschijven
C
Dan worden de wervels aan 1 kant helemaal platgedrukt
D
Dan worden de kraakbeenschijven aan 1 kant platgedrukt

Slide 39 - Quiz

Sleep de persoon naar het vakje waar hij bij hoort.
Goede houding 
Slechte houding

Slide 40 - Drag question

Bij welke plaatje heeft de persoon een goede houding?
    A                 B               C
A
B
C

Slide 41 - Quiz

H6 Blessures

Slide 42 - Slide

Opdracht 32.
Wat hoort bij elkaar?  Sleep ze naar elkaar toe
de arm is uit de kom 
door een stomp heb ik een blauwe plek
het gewrichtskapsel en de kapselbanden zijn beschadigd
kneuzing
verzikking 
ontwrichting

Slide 43 - Drag question

Welke van onderstaande keuzes is een blessure aan bot of gewricht?
A
kneuzing
B
ontwrichting
C
bloeduitstorting
D
blauwe plek

Slide 44 - Quiz

Welke blessure zie je in de afbeelding?
Let op: je ziet voor-en zij-aanzicht
A
Kneuzing
B
Botbreuk
C
Ontwrichting
D
Spierscheuring

Slide 45 - Quiz

Beschadiging van een weefsel, zonder dat er iets breekt of scheurt
A
Verzwikking
B
Kneuzing
C
Voetbalknie

Slide 46 - Quiz

Deze persoon heeft haar gewrichtskapsel te ver uitgerekt. Dit noemen wij een...?
A
Kneuzing
B
Ontwrichting
C
Verstuiking
D
Spierscheuring

Slide 47 - Quiz

Wat is geen effect van een goede warming-up?
A
De hartslag gaat omhoog
B
De kans op blessures wordt kleiner
C
De spieren worden opgewarmd
D
Je verbrand de meeste calorieën

Slide 48 - Quiz

Welke blessure is een vorm van RSI?
A
verzwikte enkel
B
muisarm
C
tenniselleboog
D
Zweepslag

Slide 49 - Quiz

Opdracht 31.
Sharon heeft tijdens het skien haar scheenbeen gebroken en moet naar het ziekenhuis. hierna staat wat er in het ziekenhuis is gebeurt. zet ze op volgorden.
1

2
3
Sharon krijgt gipsverband om haar been.
De arts zet de scheenbeen op goede stand.
De arts laat een rontgenfoto maken. 

Slide 50 - Drag question

Vul de volgende zinnen in door de goede woorden er naar te slepen.
Je kunt de kans op een sportblessure verminderen door voor je begint een   ________ te doen
Een warming-up begint meestal met  ___________ lopen
Door een warming-up stroomt er meer  ___________ naar je spieren
Bij een warming-up horen ook ________ 
Door sporten komen er afvlstoffen in de  ____________
Door nadat je gesport  hebt een __________ te doen heb je minder last van spierpijn
Een warme douche zorgt voor een goede  ___________ van spieren
bloed
cooling-down
rekoefeningen
doorbloeding 
spieren 
warm
warming-up 

Slide 51 - Drag question