BvJ 2b HV - Thema 5 herhaling Erfelijkheid en evolutie

5: Erfelijkheid
1 / 19
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

5: Erfelijkheid

Slide 1 - Slide

Herhaling over:
  • Ongeslachtelijke voortplanting
  • Geslachtelijke voortplanting
  • Gameten

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Waar of niet waar?
Het genotype komt tot stand op het moment van bevruchting.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

Waar of niet waar?
Gekloonde dieren hebben hetzelfde genotype.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

Nico: ‘Chromosomen bevatten veel genen.’
Thea: ‘Chromosomen bestaan voor een groot deel uit DNA.’
Wie heeft/hebben gelijk?
A
Nico
B
Thea
C
Geen van beiden
D
Beiden

Slide 6 - Quiz

Welke van de codes toont een stukje DNA?
A
ABCDBDCA
B
CAEFEAFC
C
GACTATGC
D
TACDDTAC

Slide 7 - Quiz

In welke cellen bevindt zich het gen voor jouw haarkleur?
A
Alleen in de haren
B
Alleen in de lichaamscellen
C
Alleen in de geslachtscellen
D
In de lichaam- en geslachtscellen

Slide 8 - Quiz

Bij een jong kind verandert de haarkleur van blond naar bruin. Wat is er verandert?
A
Het fenotype
B
Het genotype
C
Het fenotype en het genotype

Slide 9 - Quiz

Waar of niet waar?
Een menselijke eicel bevat 23 chromosomen.,
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

In welk orgaan van een draagkoe moet een klompje cellen worden ingebracht, om
uit te kunnen groeien tot een kalf?
A
De baarmoeder
B
De eierstok
C
De eileider
D
De vagina

Slide 11 - Quiz

Zie je links een 1-eiige of 2-eiige tweeling zien?
A
1-eiig
B
2-eiig

Slide 12 - Quiz

De ziekte van Von Willebrand is recessief. Welk genotype heeft een patiënt met deze ziekte?
A
AA
B
Aa
C
aa

Slide 13 - Quiz

Maartje heeft de ziekte van Von Willebrand. Haar ouders niet. Wat kan jij nu over de ouders zeggen?
A
1 ouder is homozygoot en de ander heterozygoot.
B
Beide ouders zijn heterozygoot
C
Beide ouders zijn homozygoot,

Slide 14 - Quiz

Dit is een kruisingsschema

Slide 15 - Slide

 Oefenopgave 1

Bij cavia’s is de aanleg voor zwart haar dominant over die voor wit haar. Twee cavia’s (heterozygoot voor deze aanleg), worden met elkaar gekruist. Hoe groot is het percentage nakomelingen in de F1 dat wit haar zal hebben? 

Maak nu een kruisingschema met de volgende onderdelen:
P:  ouder1 x ouder2
F1: het kruisingsschema zoals voorgedaan in de vorige dia

Slide 16 - Slide

Antwoord 1
P: Zz x Zz
F1:



Dus 25% wit haar

Slide 17 - Slide

Oefenopgave 2
Krullend haar (A) is dominant boven stijl haar (a). Wat is de fenotypeverhouding in de F1 bij de kruising: 
P: Aa x aa?

Werk deze kruising uit met een kruisingstabel en geef het antwoord op de vraag?

Slide 18 - Slide

Antwoord 2
F1:



Fenotypeverhouding: Krullend:Stijl = 1:1

Slide 19 - Slide