V2 Samenvatting Chap 2

1 / 49
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 49 slides, with text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

kennis van land en volk

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Grammaire
Herhaling: avoir / être
Herhaling: les verbes
C: Poser une question
D: het werkwoord "faire + sport"
G: onr. werkwoord "pouvoir"
F: avoir mal à ...
I: La négation
le présent + le passé composé

Slide 6 - Slide

Oefenen "avoir" + "être"
Vul in:
- avoir
- être
- le présent
- le passé composé
Herhaling :
- avoir
- être

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Link

Herhaling :
reg ww-er

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Les verbes
Vul in
- le présent

oefen met:
- commencer
- chercher
- tomber

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Link

Slide 13 - Slide

Les verbes
Vul in
- le passé composé

oefen met:
- donner
- manger
- rencontrer

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Link

Les verbes
Vul in
- le passé composé

oefen met:
- rester
- arriver
- aller

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Link

Poser une question

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Vul deze manier als eerste in, daarna de andere mogelijkheden!

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Oefenen "onr.ww"
Vul in:
faire
le présent  |  le passé composé
D: 
faire + sport

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Link

G: 
pouvoir

Slide 30 - Slide

Chap 2G - Hulpwerkwoord                          
vouloir  = willen
pouvoir = mogen / kunnen
Bij hulpwerkwoorden komt er meestal een heel werkwoord achter.
In het Frans komt dat hele werkwoord direct achter het hulpwerkwoord.

G: 
pouvoir

Slide 31 - Slide

Chap 2G - Hulpwerkwoord                          
Voorbeelden:
- Je peux aller à l'école.
- Nous pouvons faire une interview.
Maar let op:
- Je ne peux pas aller à l'école.
- Nous ne pouvons pas faire une interview.
Hoe maak je de zin ontkennend?

Slide 32 - Slide

uitspraak

Slide 33 - Slide

Les verbes
Vul in
- le présent
- le passé composé

oefen met:
- pouvoir
1-2
1-2-3

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Link

Chap 2F - J'ai mal à                                      
Voorbeelden:
J'ai mal à la tête
Tu as mal à l'oreille
Elle a mal au pied
Nous avons mal aux genoux
Ils ont mal aux fesses
F: 
avoir mal à

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Chap 2i - la négation / de Ontkenning   
Ontkenningen in het Frans bestaan uit 2 woorden:
ne ... pas  =  niet / geen

Voor een klinker / stomme h verandert de ne in n'.

Slide 38 - Slide

Chap 2i - la négation / de Ontkenning   
Andere ontkenningen:
ne
ne
ne
ne
ne
jamais
plus
rien
pas encore
pas non plus
= nooit
= niet meer
= niets
= nog niet / nog geen
= ook niet / ook geen

Slide 39 - Slide

Stappenplan:
  1. Zoek het onderwerp
  2. Zoek de persoonsvorm 
  3. ne/n' voor de persoonsvorm
  4. pas direct achter de persoonsvorm
  5. Het werkwoord être in de zin?  
   --> ja: klaar.
   --> nee: dan door naar 6.

Slide 40 - Slide

Stappenplan:
6. Staat er na de ontkenning:
  --> un / une / des
  --> du / de la / de l' / des

7. Onregelmatigen:
  il y a    --> il n'y a pas
  c'est   --> ce n'est pas
de / d'

Slide 41 - Slide

Bloc C en I
Maak de opdrachten online van bloc C, G en bloc I

Goede voorbeeld opdrachten zijn:
ex. 13cde - 14 - 15(a)b
ex. 25f
ex. 30bcd - 31cd

Slide 42 - Slide

Vocabulaire

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Slide

Slide 45 - Slide

Slide 46 - Slide

Slide 47 - Slide

Start bij 1:18

Slide 48 - Slide

Slide 49 - Slide