Het woord 'vanzelfsprekend'
Op het kleine blaadje maak ik de zin:
1. Het is vanzelfsprekend dat ik mijn boek meeneem naar de les.
Op het grote vel maak ik de zin:
1. Het is ........ dat ik mijn boek meeneem naar de les.
Het kleine blaadje bewaar ik goed, want daarmee kijk ik straks na.