verbanden en signaalwoorden 3TL

Hoofdstuk 4
Verbanden en signaalwoorden
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hoofdstuk 4
Verbanden en signaalwoorden

Slide 1 - Slide

DOEL


- signaalwoorden bij de tekstverbanden


tijdsvolgorde (chronologie),  oorzaak-gevolg en voorwaarde 


verbanden en signaalwoorden

Slide 2 - Slide

Dit weet je al
- opsomming
- tegenstelling
-voorbeeld

Slide 3 - Slide

Voor het maken van cupcakes heb je nodig: boter, meel, suiker, eieren en melk.
A
Tegenstelling
B
Opsomming

Slide 4 - Quiz

Opsomming
Een opsomming somt zaken op. Je herkent dit verband aan de volgende signaalwoorden: 
ten eerste,                                ten tweede, 
om te beginnen,                    ook (nog)
verder,                                        ten slotte,              en.

Je kunt een opsomming ook herkennen aan dubbele punt (;), liggende streepjes (-), getallen (1, 2, 3) of dots (*)




Slide 5 - Slide

Veel meiden willen naar het optreden van Pink, maar er zijn maar een beperkt aantal kaarten te koop.
A
Tekstverband = tegenstelling
B
Tekstverband = opsomming

Slide 6 - Quiz

Tegenstelling
Een tegenstelling herken je aan signaalwoorden:

tegenover,                      maar, 
hoewel,                            echter, toch, 
aan de ene kant …       aan de andere kant, 
daarentegen

Slide 7 - Slide

Voorbeeld
Een voorbeeld (toelichting) herken je aan signaalwoorden: 
bijvoorbeeld,                 zo, 
zoals,                                denk aan, 
neem nou,                     onder andere,                         ter illustratie. 

Bijvoorbeeld:
Je kunt afspraken voor een reis laten vastleggen in een reisovereenkomst. Denk aan het aantal excursies dat je per week wilt doen.

Slide 8 - Slide

Tijdsvolgorde
Signaalwoorden

vervolgens
nu
eerst
daarna,  

Eerst meld je je aan bij de site. Vervolgens maak je de opdrachten. Nadat je je werk hebt nagekeken, kun je gaan leren.

Slide 9 - Slide

Oorzaak-gevolg
Dit verband herken je aan de volgende signaalwoorden: daardoor, doordat, de oorzaak hiervan is, waardoor, ten gevolge van.
  



Bijv: Doordat de brug open was, kwam Peter te laat op zijn werk.

Oorzaak: brug open
Gevolg: Peter komt te laat.

Slide 10 - Slide

Voorwaarde
Een voorwaarde herken je aan signaalwoorden: 
als … (dan),            indien, 
tenzij,                      mits. 

Als Jasper anders en beter gaat leren, dan gaat hij dit jaar nog over.

Jasper móét dus anders en beter gaan leren als hij dit jaar nog over wil gaan. De voorwaarde is dus: anders en beter gaan leren.

Slide 11 - Slide

Welk tekstverband herken je?
Eerst zet je saldo op je ov-chipkaart, daarna activeer je de kaart en vervolgens kun je inchecken en naar je werk reizen.
A
tijdsvolgorde (chronologie)
B
oorzaak-gevolg

Slide 12 - Quiz

Zoek signaalwoord en tekstverband:
Eerst was zijn band lek en vervolgens moest hij naar huis lopen.
A
eerst opsomming
B
eerst/ vervolgens opsomming
C
eerst tijdsvolgorde
D
eerst/vervolgens tijdsvolgorde

Slide 13 - Quiz

Welk tekstverband herken je?

Doordat de brug open was, kwam Peter te laat op zijn werk.
A
tijdsvolgorde (chronologie)
B
oorzaak-gevolg

Slide 14 - Quiz

Naar school neem ik meerdere dingen mee, zoals: schoolpas, pennen en schriften.

Zoals is het signaalwoord voor .......
A
Opsomming
B
Voorbeeld
C
Tegenstelling

Slide 15 - Quiz

Ik ga graag op vakantie naar warme landen, zoals Spanje, Brazilië, Mexico en Curaçao.
A
Tekstverband = tegenstelling
B
Tekstverband = voorbeeld
C
Tekstverband = opsomming

Slide 16 - Quiz

Veel meiden willen naar het optreden van Ariana Grande, maar er zijn maar een beperkt aantal kaarten te koop.
A
Tekstverband = tegenstelling
B
Tekstverband = voorbeeld
C
Tekstverband = opsomming

Slide 17 - Quiz

Ze was haar paspoort vergeten en had geen geld bij zich.
'En' geeft een .... aan.
A
Tegenstelling
B
Opsomming
C
Doel-middel
D
Samenvatting

Slide 18 - Quiz

Hoewel er geen kledingvoorschriften zijn op school, is het verboden om in de les een petje te dragen.
A
voorbeeld
B
tegenstelling
C
opsomming

Slide 19 - Quiz

Hij wist enorm veel. Bovendien gaf hij veel ruimte aan de studenten.
A
oorzaak-gevolg
B
opsomming
C
voorbeeld

Slide 20 - Quiz