Taal actief 4 Groep 7Thema 1 les 9 Indirecte reden / directe reden

1 / 20
next
Slide 1: Video
TaalBasisschoolGroep 7

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

0

Slide 1 - Video

Slide 2 - Slide

Een zin in de directe rede zegt precies wat iemand heeft gezegd.
A
waar
B
niet waar

Slide 3 - Quiz

Een zin in directe rede staat tussen ... en begint met een ...
A
haakjes, kleine letter
B
aanhalingstekens, kleine letter
C
haakjes, hoofdletter
D
aanhalingstekens, hoofdletter

Slide 4 - Quiz

Wat mist de volgende directe rede?

De dief riep: Je geld of je leven?
A
Haakjes
B
Aanhalingstekens
C
Een t achter geld
D
Een punt.

Slide 5 - Quiz

Aanhalingstekens vind je terug bij .....
A
Directe rede
B
Indirecte rede

Slide 6 - Quiz

Waaraan herken je een zin in de directe rede?
A
Aan de hoofdletter aan het begin van de zin.
B
Aan het vraagteken achteraan in de zin.
C
Aan de aanhalingstekens.
D
Aan het woord "vraagt".

Slide 7 - Quiz

In welke zin is de DIRECTE rede correct gebruikt?
A
De meester vroeg: "Of ik mijn spullen wilde opruimen."
B
De meester vroeg of ik mijn spullen wilde opruimen.
C
De meester vroeg wil je je spullen opruimen?
D
De meester vroeg: "Wil je je spullen opruimen?"

Slide 8 - Quiz

Welke zin staat in de directe rede?
A
De jongen zegt dat hij een smaak ijs kiest.
B
Het meisje zegt dat de jongen niet zo gemeen moet doen.
C
Oma vraagt: 'Wat heb je gedaan op school?'
D
Filip zegt dat hij naar huis gaat.

Slide 9 - Quiz

Staat de zin in de directe of indirecte rede?
Ik zeg dat ik dat niet leuk vind.
A
Directe rede
B
Indirecte rede

Slide 10 - Quiz

Staat de zin in de directe of indirecte rede?
Willem vraagt:"Mag ik wat eten?"
A
Directe rede
B
Indirecte rede

Slide 11 - Quiz

Welke zin staat er in de DIRECTE rede?
A
Mijn vader zegt dat hij morgen thuiskomt.
B
Mijn moeder roept: 'Kom direct thuis!'
C
Het meisje vertelt mij dat ze morgen jarig is.
D
Simon vertelde mij dat hij gister ziek was.

Slide 12 - Quiz

Jasmijn vraagt of ik bij haar kom spelen.

Zet deze zin in de DIRECTE rede
A
Jasmijn vraagt: 'kom je bij mij spelen?'
B
Jasmijn vraagt: 'Kom je bij mij spelen?'
C
Jasmijn vraagt: 'Kom je bij mij spelen.'
D
Jasmijn vraagt 'Kom je bij mij spelen?'

Slide 13 - Quiz

Directe of indirecte rede:
De juf zegt dat je je spullen op moet ruimen.
A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 14 - Quiz

Staat de zin in de directe of indirecte rede?
Elvis zegt dat hij naar huis gaat.
A
Directe rede
B
Indirecte rede

Slide 15 - Quiz

Directe of indirecte rede?


Suzanne zegt: 'Omdat je op een paard kunt rijden.'
A
directe rede
B
indirecte rede
C
deze kun je niet kiezen
D
deze kun je niet kiezen

Slide 16 - Quiz

"Breng Sneeuwwitje naar het bos en dood haar!" sprak de boze koningin.


A
directe rede
B
indirecte rede

Slide 17 - Quiz

Staat de zin in de directe of indirecte rede?
De juf vraagt of je stil wilt zijn.
A
Directe rede
B
Indirecte rede

Slide 18 - Quiz

Pap zegt dat ik mijn fiets voor het eten binnen moet zetten.
A
Directe rede
B
Indirecte rede

Slide 19 - Quiz

Maak nu les 9 van Taal

Slide 20 - Slide