This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Schrijven 3
Slide 1 - Slide
planning
feedback op tekst
voorbereiding op toets
Slide 2 - Slide
1
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
spelling
lay-out
zinnen
toon
opbouw
inhoud
deelonder-
werpen
passen er
goed bij
hoofd-
letters
en
lees-
tekens
goed
gebruikt
afwisselend
kort en
lang
sluit
aan bij
het
publiek
van de
tekst
goed
leesbaar
en
voldoende
wit
duidelijke
indeling
inleiding
kern
slot
Slide 10 - Drag question
3
Slide 11 - Slide
Tekstdoel - Activeren:je wil dat de lezer iets doet of juist niet doet
Tekstsoort - activerende tekst, bijv een advertentie
Slide 12 - Slide
Tekstdoel - Informeren: je geeft informatie.
Tekstsoort -informatieve tekst bijv een nieuwsbericht of een artikel.
Slide 13 - Slide
Tekstdoel -Overtuigen: je wil je mening geven en meestal geef je dan ook argumenten. Met argumenten probeer je de lezer te overtuigen van je mening, dus het tekstdoel is overtuigen.
Tekstsoort - overtuigende tekst bijv een recensie of een betoog in de krant.
Slide 14 - Slide
Tekstdoel - Instructies geven: je legt stap voor stap uit hoe iets moet gebeuren.
tekstsoort - instructie, bijv een kookboek of een schoolboek.
Slide 15 - Slide
Tekstdoel - Amuseren of ontroeren: je wil bij de lezer emoties oproepen.
tekstsoort - amuserende of emotieve tekst, bijv een stripverhaal of gedicht.
Slide 16 - Slide
activeren
informeren
overtuigen
instrueren
amuseren
Slide 17 - Drag question
Een formele brief begin je met: Geachte heer/ mevrouw/ l.s.,
A
Waar
B
Niet waar
Slide 18 - Quiz
Een informele brief sluit je af met: Met vriendelijke groet,