2hv1 - Les 9 - Konjuktionen und Wortstellung

1 / 26
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Konjunktionen und Wortstellung

Slide 4 - Slide

1. Im Kühlschrank sind zwei Eier, ein Salat, ein Joghurt.
Hoofdzin
Bijzin

Slide 5 - Drag question

2. Detektiv Müller macht den Kühlschank zu 
und geht ins Wohnzimmer.
hoofdzin
bijzin
hoofdzin
bijzin

Slide 6 - Drag question

3. Heute ist Sonntag,
 darum sind alle Geschäfte in der Nähe zu.
hoofdzin
bijzin
hoofdzin
bijzin

Slide 7 - Drag question

4. Helmut Müller lebt allein in seiner Wohnung 
und hat keine Lust,
seine Wohnung sauber zu machen.
hoofdzin
bijzin
hoofdzin
bijzin

Slide 8 - Drag question

Slide 9 - Slide

Aandachtspunten:


Let op komma's 
→  komma's geven de scheidslijnen tussen verschillende hoofd- en bijzinnen aan. 

Let niet op de lengte van de zin
→ soms zijn bijzinnen (veel) langer dan de hoofdzin.
       "Hij zei, dat ..... bla bla bla bla lange bijzin bla bla bla bla." 

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

In welke zin staat de persoonsvorm niet op de goede plek?
A
Morgens esse ich kein Brot.
B
Mein kleiner Bruder nervt mich.
C
Er weglegt sein Handy.
D
Sie stellt ihre Tasche auf den Boden.

Slide 12 - Quiz

Slide 13 - Slide

In welke zin staat de persoonsvorm niet op de goede plek?
A
Rede doch nicht so viel!
B
Hast du Lust mitzukommen?
C
Laura, fährst du nach Deutschland?
D
Mit dir zusammen ich will nicht reisen.

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Slide

Ich habe ein Buch gelesen über die Geschichte von Amerika.
A
richtig
B
falsch

Slide 16 - Quiz

Welke zin is correct?
A
Dieser Pullover ist gestrickt von meiner Mutter.
B
Ich habe die Nachrichten heute im Radio gehört.

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Welke bijzin heeft de juiste zinsvolgorde?
A
Ich denke, dass du hast Recht gehabt.
B
Ich denke, dass du Recht gehabt hast.

Slide 21 - Quiz

Welke bijzin heeft de juiste zinsvolgorde?
A
Ich hoffe, dass du im Mai kommen kannst.
B
Ich hoffe, dass du im Mai kannst kommen.

Slide 22 - Quiz

Welke bijzin heeft de juiste zinsvolgorde?
A
Weißt du, wo ich das kaufen kann?
B
Weißt du, wo ich das kann kaufen?

Slide 23 - Quiz

Voegwoorden:       denn    deshalb      oder     und   ob   
                                     want     daarom      of          en        of    
Ich habe den Bus verpasst, deshalb bin ich zu spät.
Kommst du mit oder bleibst du zu Hause?

De woordvolgorde in de zin is hetzelfde als in het NL bij deze voegwoorden.
We hebben te maken met hoofdzinnen.


Slide 24 - Slide

Voegwoorden:  bevor  obwohl   weil   dass    nachdem
                      voordat   hoewel    omdat   dat       nadat
Bij deze voegwoorden verandert de zinsstructuur doordat de persoonsvorm aan het eind van de zin komt te staan. 
We hebben te maken met een bijzin.

Ich weinte, weil er mich gekrenkt hat.
Meine Mutter sagt, dass ich zu Hause kommen soll.
Bitte sag es, bevor er böse werden kann.


Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide