Economische Kenmerken van het Centrum-Periferiemodel

Economische Kenmerken van het Centrum-Periferiemodel
1 / 14
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Economische Kenmerken van het Centrum-Periferiemodel

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
- Je kunt een land dat behoort tot het centrum, tot de semiperiferie en tot de periferie aan economische kenmerken herkennen.
- Je begrijpt dat een verschuiving in de internationale arbeidsdeling gevolgen heeft voor het centrum-periferiemodel.
- Je begrijpt het verband tussen de verschillende economische patronen op de wereldkaart.

Slide 2 - Slide

Vertel de leerlingen wat ze aan het eind van de les zullen leren.
Wat weet je al over economische patronen op de wereldkaart?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Centrum, Semiperiferie en Periferie
Centrumlanden hebben een ontwikkelde economie, terwijl periferielanden een minder ontwikkelde economie hebben. Semiperiferielanden bevinden zich tussen deze twee in.

Slide 4 - Slide

Leg uit wat de drie verschillende economische zones betekenen.
Economische Kenmerken
Centrumlanden hebben meestal een hoog inkomen per hoofd van de bevolking, een sterke industrie en een geavanceerde dienstensector. Periferielanden hebben vaak een laag inkomen per hoofd van de bevolking en een agrarische economie.

Slide 5 - Slide

Laat de leerlingen de economische kenmerken van centrum- en periferielanden noteren.
Semiperiferielanden
Semiperiferielanden hebben enkele kenmerken van centrumlanden en sommige van periferielanden. Ze hebben bijvoorbeeld een ontwikkelde industrie, maar een minder ontwikkelde dienstensector.

Slide 6 - Slide

Beschrijf de kenmerken van semiperiferielanden en vraag de leerlingen om voorbeelden te geven.
Internationale Arbeidsdeling
De verschuiving in de internationale arbeidsdeling heeft geleid tot een verandering in het centrum-periferiemodel. Veel productieprocessen zijn verplaatst naar periferielanden vanwege de lagere kosten van arbeid en grondstoffen.

Slide 7 - Slide

Leg uit hoe de internationale arbeidsdeling de economische situatie van verschillende landen heeft beïnvloed.
Wereldwijde Handel
De wereldwijde handel heeft ook invloed op het centrum-periferiemodel. Centrumlanden hebben vaak de controle over de handel, wat kan leiden tot afhankelijkheid van periferielanden.

Slide 8 - Slide

Beschrijf hoe wereldwijde handel het centrum-periferiemodel beïnvloedt.
Economische Patronen op de Wereldkaart
Er zijn verschillende economische patronen op de wereldkaart, zoals de Noord-Zuid-tegenstelling en de opkomende economieën in Azië.

Slide 9 - Slide

Beschrijf enkele economische patronen op de wereldkaart.
Verband tussen Economische Patronen
De verschillende economische patronen op de wereldkaart zijn met elkaar verbonden. De opkomende economieën in Azië hebben bijvoorbeeld invloed op de economische positie van andere landen.

Slide 10 - Slide

Leg uit hoe de economische patronen op de wereldkaart met elkaar samenhangen.
Samenvatting
Aan het einde van de les heb je geleerd hoe je een land dat behoort tot het centrum, tot de semiperiferie en tot de periferie aan economische kenmerken kunt herkennen. Je begrijpt hoe een verschuiving in de internationale arbeidsdeling gevolgen heeft voor het centrum-periferiemodel en hoe de verschillende economische patronen op de wereldkaart met elkaar samenhangen.

Slide 11 - Slide

Vat de belangrijkste punten van de les samen.
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 12 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 13 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 14 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.