Resoluut: vastbesloten, beslist. De juf zei resoluut: 'Omdat jullie zo vervelend zijn geweest, gaan we geen film kijken.'
Inspelen op: actief reageren op iets. De juf speelde in op de vragen over Anne Frank en verzamelde gelijk alle informatie.
zwichten voor: aan de verleiding toegeven
zowaar: toch nog, terwijl je het niet verwacht had. Bart was een een half uur te laat, maar hij kwam zowaar nog opdagen.
impulsief: meteen, zonder eerst na te denken.