2GT - herhaling lezen H 1 t/m 4 - Nieuw Nederlands

2GT - herhaling lezen H1 t/m 4
1 / 20
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

2GT - herhaling lezen H1 t/m 4

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Welke opbouw heeft een tekst ook alweer? Gebruik drie woorden.

Slide 2 - Open question

This item has no instructions

Een tekst kan op verschillende manieren ingeleid worden. Welke manier hoort er NIET bij?
A
vraag stellen
B
anekdote vertellen
C
de aanleiding voor het schrijven noemen
D
een conclusie trekken

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

In het middenstuk worden de deelonderwerpen behandeld. Wat zijn dat ook alweer?
A
tussenkopjes
B
hoofdzaken
C
verschillende kanten van het hoofdonderwerp
D
korte samenvattinkjes van de tekst

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

In het slot wordt de tekst afgerond. Welke manier van afronden hoort er NIET bij?
A
een advies geven
B
een deskundige voorstellen
C
een conclusie trekken
D
een toekomstverwachting geven

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Vaak wordt gevraagd naar de hoofdgedachte van een tekst.
Wat is dat ook alweer?

Slide 6 - Open question

In één zin het belangrijkste wat over het onderwerp wordt gezegd. 

Een samenvatting van de tekst in één zin.
Als je een tekst gaat samenvatten, noteer je alleen de hoofdzaken.
Wat is een hoofdzaak?
A
Een hoed, pet of pruik
B
De titel van de tekst
C
Belangrijkste deel van een tekst
D
De voorbeelden die de schrijver geeft

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

In welke zinnen kun je de hoofdzaken vinden? Gebruik één woord.

Slide 8 - Open question

In de inleiding, in de kernzinnen en in het slo
Het tegenovergestelde van hoofdzaken is bijzaken.
Bijzaken kunnen zijn:
A
voorbeelden
B
belangrijke informatie
C
details
D
uitleg

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Verbanden en signaalwoorden
Jullie hebben twee tekstverbanden geleerd:
1. Opsomming
Dit zijn zaken die bij elkaar horen en  achter elkaar worden opgenoemd. 
Om te beginnen gaan we vandaag wandelen. Daarnaast gaan we lunchen op het terras. Ten slotte gaan we naar de bioscoop.
2. Tegenstelling
Dit zijn zaken die in de tekst tegenovergesteld zijn aan elkaar.
Ik moet eigenlijk leren voor de toets, maar vandaag begint die nieuwe serie op Netflix.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Opsomming
Tegenstelling
als eerste
bovendien
daarentegen
verder
daarnaast
maar
tot slot
ook
en
echter
toch
integendeel

Slide 11 - Drag question

This item has no instructions

Welk verband herken je in de volgende zin?

Hoewel Marit niet had geleerd voor het examen, haalde ze toch een voldoende.
A
Tegenstelling
B
Opsomming

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Welk verband herken je in de volgende zin?

Mijn broertje wil graag een ijsje en appeltaart. Daarnaast wil hij een glas drinken en een stuk pizza.
A
Tegenstelling
B
Opsomming

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Slide 14 - Slide

This item has no instructions


Morgen moet ik naar de tandarts.
A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions


Mijn broertje is een onuitstaanbare treiterkop.

A
Feit
B
Mening
C
Argument

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions


..., omdat ik morgen naar de orthodontist moet.
A
Feit
B
Mening
C
argument

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions


Hij heeft oortjes en staart naar zijn telefoonscherm.
A
feit
B
mening
C
argument

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions


Amsterdam is een leuke stad, want je kunt er veel ondernemen.
A
mening
B
feit
C
mening met argument
D
feit met argument

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Wat wil je weten of welke hulp heb je nodig bij leesvaardigheid?

Slide 20 - Open question

This item has no instructions