Administratie herhaling H1 + H2

Herhaling administratie H1 + H2
1 / 28
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Herhaling administratie H1 + H2

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Verschil offerte en order
Offerte = prijsopgave
Aanbod van artikelen met vermelding van de prijs.

Order = een bestelling
Order geplaatst? Klant krijgt een orderbevestiging

Eerst komt meestal een offerte en vervolgens een order. Dit gebeurt vaak bij grote bedragen.

Slide 3 - Slide

Order 
(bestelling)


1. Het artikelnummer
2. De omschrijving
3. Het aantal artikelen
4. Welke datum 
5. De prijs
6. Bestelnummer of ordernummer
 Pakbon
(wordt meegeleverd met een pakketje)


1. Artikelnummer
2. Artikelomschrijving
3. Aantal artikelen
4. NAW gegevens klant

Slide 4 - Slide

Leveringsvoorwaarden en betalingsvoorwaarden
Leveringsvoorwaarden
• De levertijd van een product
• Hoe te handelen bij fouten
• Wat als een pakket weg is?
• Situaties van overmacht
• Annuleren bestelling
• Transportkosten
Betalingsvoorwaarden
• De termijn van betaling
• Wat er gebeurt als de klant zich niet houdt aan de betalingsvoorwaarden (herinnering, aanmaning, incassobureau).

Slide 5 - Slide

BTW
BTW betekent Belasting Toegevoegde Waarde
Vaak is de BTW 21%.

De prijs zonder BTW  noem je "exclusief BTW". 
Exclusief BTW -> 100 % 

De prijs met BTW noem je "inclusief BTW".
Inclusief BTW -> 121 %

Slide 6 - Slide

Inclusief BTW
prijs inclusief btw= prijs exclusief btw + btw tarief

Slide 7 - Slide

Consumentenprijs = bruto- verkoopprijs
Van Inkoopprjis naar consumentenprijs

inkoopprijs                                            € 0,20
Brutowinstopslag                              € .............        +   50% van inkoopprijs
Verkoopprijs excl btw                      €................
BTW                                                          €...............        +
Consumentenprijs                             €................

Slide 8 - Slide

Organogram (organisatieschema)

Slide 9 - Slide

Bedrijfsfuncties
- Primaire functie: Alles wat moet gebeuren om een product te kunnen verkopen.
Afdeling: Verkoop en marketing

- logistieke functie: Taak om te zorgen dat klanten de bestelde artikelen krijgen. 
Afdeling: Inkoop en magazijn

- financiële functie: Alles wat met geld gebeurt, hoort bij de financiële functie van een bedrijf.
Afdeling: Administratie en boekhouden

Slide 10 - Slide

Nettowinst
Nettowinst = Brutowinst - bedrijfskosten

Slide 11 - Slide

Organisaties
Organisatie = een samenwerking          tussen personen gericht op het
      bereiken van een bepaald doel
Bedrijf = een organisatie om
      goederen en diensten voort te
      brengen of te verhandelen
Onderneming = een bedrijf dat 
      winst wil maken

Slide 12 - Slide

Transacties 
Bankafschriften
Hoeveel geld er op de rekening bijgekomen is en afgeschreven is.

Hiermee veranderd je eigen vermogen NIET, het veranderd alleen van kas naar bank 

Slide 13 - Slide

Orderverzamellijst
 Hier staan de producten op die je moet picken in het magazijn.


Slide 14 - Slide

BTW berekenen
Prijs exclusief btw + btw = prijs inclusief btw
100%          +         21%        =      121%    
of
100%          +          9%       =     109%         

Slide 15 - Slide

Brutowinst
Inkoopwaarde = € 175,-
Omzet = € 325,-
Wat is de brutowinst?

Omzet - inkoopwaarde = brutowinst
325 - 175 = 150
Brutowinst = € 150,-

Slide 16 - Slide

Welke afdeling stuurt een offerte naar de klant?
A
Magazijn
B
Administratie
C
Inkoop
D
Verkoop

Slide 17 - Quiz

1
2
3
4
5
6
Pakbon
Vrachtbrief
Offerte
inkooporder
factuur
orderbevestiging

Slide 18 - Drag question

Leveringsvoorwaarden gaan over...?
A
Alleen de levertijd
B
Alleen de administratiekosten
C
Levertijd/leverdatum en bijkomende kosten.
D
Incoterms & administratiekosten

Slide 19 - Quiz

Op welke inkoopformulier controleren wij de juiste bestelde artikelen én de prijs?
A
Vrachtbrief
B
Pakbon
C
orderbevestiging

Slide 20 - Quiz

Hoe bereken je de omzet van een bedrijf
A
Netto winst - bedrijfskosten
B
Afzet x verkoopprijs per product
C
Inkoopwaarde + bruto winstopslag
D
Bruto winst - inkoop

Slide 21 - Quiz

Hiernaast zie je een organogram. Wie is de leidinggevende van de yogainstructeur?
A
die heeft hij niet
B
fitnessinstructeur
C
directeur
D
bedrijfsleider

Slide 22 - Quiz

Brutowinst
Bedrijfskosten
Inkoopwaarde
Nettowinst
Omzet

Slide 23 - Drag question

Het bankafschrift van Erik gaf het volgende aan:
Vorig saldo € 65
Nieuw saldo € 25

Is Erik's saldo toegenomen of afgenomen? Met welk bedrag?
A
Toegenomen met € 25
B
Toegenomen met € 90
C
Afgenomen met € 65
D
Afgenomen met € 40

Slide 24 - Quiz

Het verkoopproces
Je brengt het verkoopdossier naar het magazijn
Je stuurt een offerte naar de klant
Je stelt een factuur voor de klant op
Je stuurt een orderbevestiging naar de klant

Slide 25 - Drag question

Er is een bestelling geplaats. Afdeling verkoop stuurt een document naar afdeling magazijn. Hoe noemen we dit document?
A
Orderbevestiging
B
Orderverzamellijst
C
Offerte
D
Intern bestelformulier

Slide 26 - Quiz

Een onderneming heeft als doel winst maken
A
Juist
B
Onjuist

Slide 27 - Quiz

Netto-verkoopprijs is 100%. Hoeveel procent is de bruto-verkoopprijs van een zak chips?
A
100%
B
109%
C
121%

Slide 28 - Quiz