Spelling H4.8 herhaling Lj1

Herhaling spelling H4.8 
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Herhaling spelling H4.8 

Slide 1 - Slide

Herhaling: meervoud van zn
Het meervoud van een zelfstandig naamwoord kan eindigen op -s. 
- de stapel – de stapels 
- het horloge – de horloges 

Je schrijft -'s als je het meervoud verkeerd kunt uitspreken. Dat gebeurt bij woorden die eindigen op -a, -i, -o, -u en -y. 
- de foto – de foto's 
- de kiwi – de kiwi's 
- de hobby – de hobby's

Slide 2 - Slide

Juist of onjuist?
Meervoud van drama is: dramas
A
juist
B
onjuist

Slide 3 - Quiz

Juist of onjuist?
Meervoud van zombie is: zombie's
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quiz

Juist of onjuist?
Meervoud van moskee is: moskees
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quiz

Juist of onjuist?
Meervoud van lolly is: lolly's
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quiz

Juist of onjuist?
Meervoud van chocoladevla is: chocoladevla's
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quiz

Juist of onjuist?
Meervoud van scooteraccu is: scooteraccu's
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quiz

Juist of onjuist?
Meervoud van dame is: dame's
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quiz

Juist of onjuist?
Meervoud van dropdownmenu is: dropdownmenu's
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quiz

Meervoud van:
watertaxi
A
taxis
B
taxies
C
taxi's
D
taxy's

Slide 11 - Quiz

Meervoud van: voetbalarena
A
voetbalarena's
B
voetbalarenaas
C
voetbalarenas
D
voetbalarenaa's

Slide 12 - Quiz

Meervoud van: trofee
A
trofees
B
trofee's
C
trofeën
D
trofeeën

Slide 13 - Quiz

Meervoud van: portie
A
portie's
B
portiën
C
porties
D
portie

Slide 14 - Quiz

Meervoud van: pyjama
A
pyjama
B
pyjama's
C
pyjamaas
D
pyjamaa's

Slide 15 - Quiz

Meervoud van: televisiedominee
A
televisiedominee's
B
televisiedominee
C
televisiedominees
D
televisiedomineeën

Slide 16 - Quiz

Zet de zelfstandig naamwoorden van deze zin in het meervoud:
Op onze website vind je een leuke video.

Slide 17 - Open question

Herhaling: zwakke werkwoorden (wel)
De verleden tijd van zwakke werkwoorden maak je zo:
Je kijkt naar de stam;
Zit de laatste letter in x 't kofschip? +te(n)


enkelvoud
stam + -te
ik/jij/hij/zij
lustte, fietste
meervoud
stam + -ten
wij/jullie/zij
lustten, fietsten

Slide 18 - Slide

Zwakke werkwoorden (niet)
De verleden tijd van zwakke werkwoorden maak je zo:




enkelvoud
stam + -de
ik/jij/hij/zij
speelde, herhaalde
meervoud
stam + -den
wij/jullie/zij
speelden, herhaalden

Slide 19 - Slide

Zet het werkwoord tussen haakjes in de verleden tijd:
We (beleven) een spannende strijd.
A
beleefde
B
belevde
C
belevden
D
beleefden

Slide 20 - Quiz

Zet het werkwoord tussen haakjes in de verleden tijd:
De modellen (kletsen) over hun uiterlijk.
A
kletste
B
kletsten
C
kletst
D
kletsde

Slide 21 - Quiz

Zet het werkwoord tussen haakjes in de verleden tijd:
Onderzoekers (ontdekken) een nieuwe vliegende gekko in India.
A
ontdekken
B
ontdekte
C
ontdekt
D
ontdekten

Slide 22 - Quiz

Zet het werkwoord tussen haakjes in de verleden tijd:
De man (turen) door het raam.
A
tuurt
B
tuurte
C
tuurde
D
turde

Slide 23 - Quiz

Vervoeg het ww tussen haakjes:
De leerling (melden) zich bij de conciërge.

Slide 24 - Open question

Hoe goed beheers je deze stof?
😒🙁😐🙂😃

Slide 25 - Poll