Spelling 4.8 herhaling

Herhaling - Spelling 4.8 
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Herhaling - Spelling 4.8 

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
Aan het einde van de les...
  • kun je zwakke werkwoorden vervoegen in de v.t.
  • kun je zelfstandig naamwoorden in het meervoud spellen

Slide 2 - Slide

Herhaling: meervoud van zn
Het meervoud van een zelfstandig naamwoord kan eindigen op -s. 
- de stapel – de stapels 
- het horloge – de horloges 

Je schrijft -'s als je het meervoud verkeerd kunt uitspreken. Dat gebeurt bij woorden die eindigen op -a, -i, -o, -u en -y. 
- de foto – de foto's 
- de kiwi – de kiwi's 
- de hobby – de hobby's

Slide 3 - Slide

6. scherf
5. kies
4. kiwi
3. horloge
2. paraplu
1. hobby
Meervoud zn
7. dame
8. villa
9. actie
10. solo

Slide 4 - Slide

Baas

Slide 5 - Mind map

Juist of onjuist?
Meervoud van rek is ~reken~
A
juist
B
onjuist

Slide 6 - Quiz

Juist of onjuist?
Meervoud van kans is ~kansen~
A
juist
B
onjuist

Slide 7 - Quiz

Meervoud van:
taxi
A
taxis
B
taxies
C
taxi's
D
taxy's

Slide 8 - Quiz

Zet de zelfstandig naamwoorden in het meervoud:
Op onze website vind je een leuke video.

Slide 9 - Open question

Herhaling: zwakke werkwoorden (wel)
De verleden tijd van zwakke werkwoorden maak je zo:
Je kijkt naar de stam;
Zit de laatste letter in x 't kofschip? +te(n)


enkelvoud
stam + -te
ik/jij/hij/zij
lustte, fietste
meervoud
stam + -ten
wij/jullie/zij
lustten, fietsten

Slide 10 - Slide

Zwakke werkwoorden (niet)
De verleden tijd van zwakke werkwoorden maak je zo:




enkelvoud
stam + -de
ik/jij/hij/zij
speelde, herhaalde
meervoud
stam + -den
wij/jullie/zij
speelden, herhaalden

Slide 11 - Slide

5. Mijn ouders wekden mij
4. Lopen is een zwak werkwoord
3. verften 
2. Wij belooften veel aan haar.
6. Als de laatste letter in x 't kofschip staat, komt er -de(n) achter.
1. Zwakke werkwoorden veranderen van klank in de vt
Zwakke werkwoorden v.t.
7. Starten zij gisteren vroeg?
8. voerdden
9. Ik herhaalden dat.
10. Vreeste 
11. vt van brand is +e
dus 'hij brande'

Slide 12 - Slide

Vervoeg het werkwoord tussen haakjes:
We (beleven) een spannende strijd.
A
beleefde
B
belevde
C
belevden
D
beleefden

Slide 13 - Quiz

vrezen

Slide 14 - Mind map

Vervoeg het ww tussen haakjes:
De leerling (melden) zich.

Slide 15 - Open question

1. voetballen
2. zagen
3. starten
4. praten
5. leven
6. begeleiden
7. verzamelen
8. grazen
9. merken
Hele ww
stam (-en)       ik- vorm tt.      ik- vorm vt.     Wij- vorm

Slide 16 - Slide

Grammatica

Slide 17 - Slide

Lidwoorden

Slide 18 - Mind map

Zelfstandig naamwoorden

Slide 19 - Mind map

Werkwoorden

Slide 20 - Mind map

6. Hond, kat en vis zijn geen zn
5. Mensen zijn geen zn
4. de, het en een zijn ww
3. fietsen, lopen en gaan zijn zn
2. Bananen is een ww
1. 'de' is geen lw

Slide 21 - Slide