Les 20- herhaling grammatica (§3+§6)+Taal -§2 en §6

Les 20- herhaling grammatica (§3+§6)+Taal -§2 en §6 
1 / 41
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Les 20- herhaling grammatica (§3+§6)+Taal -§2 en §6 

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Hallo 2Vd
Pak je spullen alvast (boek/Nieuw Nederlands/pen+schrift) en ga lezen in je leesboek
Wat gaan we doen vandaag?
  • 10 min lezen
  • huiswerk nakijken
  • herhaling stof + lesson-up
  • zelfstandig werken
timer
10:00

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Nakijken cursus 4 - §6 - opdr. 1 t/m 3 (blz. 210)

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Uitdrukking
betekenis
ergens geen kaas van gegeten hebben 
ergens geen verstand van hebben
ets/iemand in de smiezen hebben
iets/iemand snappen of doorhebben
Nu komt de aap uit de mouw.
Nu wordt duidelijk wat iemands ware  bedoeling of karakter is.
ergens geen erg in hebben
iets niet opmerken
iets in de gaten houden
iets blijven observeren
Al draagt een aap een gouden ring, het is en blijft een lelijk ding.
Wat lelijk of slecht is, maak je niet mooi of goed door verhullende versieringen.
op zijn retour zijn
minder gaan presteren; achteruit gaan
aan de lopende band
aan één stuk door; steeds maar weer
een lang leven beschoren zijn
lang blijven bestaan
een vlag op een modderschuit
een element dat heel mooi is in vergelijking met de rest
met beide benen op de grond staan  
nuchter, reëel zijn
speelruimte geven  
ruimte geven voor enige vrijheid van beweging of handeling

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Opdracht 3
a een doorn in het oog
b (dat is) een rib uit mijn lijf
c de eindjes aan elkaar knopen
d van de kaart zijn
e onder de duim houden
f de vinger aan de pols houden
2



of:
e uit de duim zuigen

uitdrukking
betekenis
a een doorn in het oog 
een grote ergernis
b (dat is) een rib uit mijn lijf 
(dat is) een grote uitgave
c de eindjes aan elkaar knopen 
zuinig zijn; maar net rondkomen
d van de kaart zijn 
overstuur zijn, in de war zijn
e onder de duim houden/uit de duim zuigen
in bedwang houden/verzinnen

f de vinger aan de pols houden
in de gaten houden of alles goed gaat

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

4 a de naakte waarheid
b het roer omgooien
c iemand van haver tot gort kennen
d in rep en roer
e lief en leed delen
f kommer en kwel
g moord en brand schreeuwen
h op een houtje bijten
i over koetjes en kalfjes praten

j taal noch teken

a 2 de niet te verbloemen waarheid
b 3 een totale ommekeer doorvoeren
c 6 iemand erg goed kennen
d 7 in opschudding
e 9 plezierige en droevige ervaringen delen
f 10 verdriet; doffe ellende
g 4 erg tekeer gaan; luid schreeuwen
h 1 armoede lijden; niets te eten
i 8 over onverschillige, onbeduidende zaken praten
j 5 geen enkel bericht (mondeling of schriftelijk)







opdracht 4

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

iets in de gaten houden    
iets blijven observeren

Al draagt een aap een gouden ring, het is en blijft een lelijk ding.   
Wat lelijk of slecht is, maak je niet mooi of goed door verhullende versieringen.

op zijn retour zijn    
minder gaan presteren; achteruit gaan

aan de lopende band   
aan één stuk door; steeds maar weer

een lang leven beschoren zijn   
lang blijven bestaan

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

een vlag op een modderschuit
een element dat heel mooi is in vergelijking met de rest

met beide benen op de grond staan   
nuchter, reëel zijn

speelruimte geven   
ruimte geven voor enige vrijheid van beweging of handeling

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Nakijken cursus 5 - §4 P. 213

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

cursus 4 - §2 - P. 92-93

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

cursus 4 - §2 - P. 92-93

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Samenvatting + proeftoets

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Wederkerend werkwoord
In sommige zinnen zijn er bepaalde werkwoorden waarbij het onderwerp wederkeert (terugkomt).  VB: Ik vergis me/ ik was me
Wanneer dit gebeurt heten deze werkwoorden: wederkerende werkwoorden
Er zijn twee soorten wederkerende werkwoorden.

Verplicht wederkerend werkwoord
Hierbij hoort een wederkerend voornaamwoord (me, je, zich, ons)!
Het wederkerend vnw hoort hier bij het Werkwoordelijk gezegde (wg): vergiste zich, realiseer me, bemoeit zich . 
Gaat om iets wat je alleen zélf kunt doen.
Toevallig wederkerend werkwoord
Hoort niet altijd bij een wederkerend vnw, het is iets wat je ook voor een ander kunt doen. 
Het wederkerend vnw hoort hier bij het LV: heb jij je vermaakt?

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Voorbeelden wederkerende werkwoorden
1: Ik schaam me.
2: Hij ergert zich.
3: Zij wast zich.
4: Je bezeert je.
5: Ik bemoei me met jouw zaken.
6: Zij vragen zich af wat jij hier doet.
7: Wij spannen ons erg in.
8: Zij vergist zich nooit.
9: Hij heeft zich gestoten.
10: Ik heb me verbrand.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Is het werkwoord in de onderstaande zinnen verplicht wederkerend, toevallig wederkerend of niet-wederkerend?
verplicht wederkerend
toevallig wederkerend
niet-wederkerend
Gisteren waste ik de hond met zeep
Overdag verschuilen reeën zich meestal in het struikgewas.
Ik vergis me nooit tijdens toetsen.

Slide 15 - Drag question

This item has no instructions

Hij verdedigt zich met zijn vuisten!
Wat is het WG?
TIP!
Bij verplichte wederkerende werkwoorden hoort het wederkerend voornaamwoord bij het WG
Bij toevallig wederkerende werkwoorden niet.
A
verdedigt
B
verdedigt zich

Slide 16 - Quiz

Hij verdedigt zichzelf met zijn vuisten.

WG = verdedigt
LV = zich
Gedroeg jij je verdacht volgens de politieagent?
Wat is het WG?
A
gedroeg
B
gedroeg je

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Juist of onjuist:
een wederkerend werkwoord hoort niet bij het werkwoordelijk gezegde
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Verplicht wederkerend of toevallig wederkerend werkwoord?

Ruud vermaakt zich met Rocket League.
A
verplicht wederkerend werkwoord
B
toevallig wederkerend werkwoord

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Voornaamwoorden
Een voornaamwoord is een woord dat verwijst naar personen, dieren of dingen (concreet of abstract), zonder die met name te noemen. 

Degene die je al geleerd hebt zijn o.a.: persoonlijk voornaamwoord (bv. ik/hem/jullie), bezittelijk voornaamwoord (bv. jouw/zijn/ons) en aanwijzend voornaamwoord (die/dat), vragend voornaamwoord (bv. wie/wat)

Nieuw is: wederkerend voornaamwoord

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Uitleg wederkerend voornaamwoorden
Wederkerend voornaamwoord (wed.vnw)
  • Komt alleen voor in combinatie met een wederkerend werkwoord.
        Bijv. Zich aanpassen, zich wassen, zich omkleden

Jij kleedt je wel heel vaak om.  
Haar broer past zich aan.
Harm scheert zichzelf  met een met een scheermesje.

Tip: Twijfel je of het woord een wederkerend voornaamwoord is? Zet de hele zin in de hij-vorm. Als een voornaamwoord uit de zin daarmee in 'zich' moet veranderen, dan is het een wederkerend voornaamwoord. Bovendien moet het over dezelfde persoon/personen gaan.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Uitleg wederkerig voornaamwoord
Wederkerig voornaamwoord (wedig.vnw)
  • Er is er maar één: elkaar (soms geschreven als mekaar of elkander.

Zij hebben elkaar al een hele tijd niet gezien.

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Verplicht wederkerend voornaamwoord
Als je het wederkerend voornaamwoord niet door iets of iemand kan vervangen dan is het een verplicht wederkerend voornaamwoord. 

Voorbeeld: 
Ik schaam me diep voor het onjuiste antwoord. 
Me kun je niet vervangen, dus is me hier een verplicht wed vnw. 

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Toevallig wederkerend voornaamwoord
Soms kun je het wederkerend voornaamwoord wel vervangen door iets of iemand. Dan is het een toevallig wederkerend voornaamwoord.
Voorbeeld: 
Hij scheert zich iedere ochtend. 
Hij scheert de hond elke week. 
Zich is hier een toevallig wederkerend voornaamwoord.

De  wederkerende vnw mezelf, jezelf, zichzelf en onszelf komen alleen voor bij toevallig wederkerende ww

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Wat is het wederkerend vnw in onderstaande zin?

Ik was me iedere morgen met koud water om goed wakker te worden.

Slide 25 - Open question

This item has no instructions

Wat is het wederkerend vnw in onderstaande zin?

Zij heeft zich ontzettend geërgerd aan haar kleine zusje.

Slide 26 - Open question

This item has no instructions


We zien elkaar elke ochtend bij de bushalte
A
persoonlijk vnw
B
bezittelijk vnw
C
wederkerend vnw
D
wederkerig vnw

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions


A
persoonlijk vnw
B
bezittelijk vnw
C
wederkerend vnw
D
wederkerig vnw

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions


Met die louche zaakjes van mijn jongste broer bemoei ik me niet.
A
persoonlijk vnw
B
bezittelijk vnw
C
wederkerig vnw
D
wederkerend vnw

Slide 29 - Quiz

This item has no instructions


A
persoonlijk vnw
B
bezittelijk vnw
C
wederkerig vnw
D
wederkerend vnw

Slide 30 - Quiz

This item has no instructions

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Welk stijlfiguur vind je in de onderstaande zin?

Erika stond al eeuwig op haar vader te wachten, toen hij eindelijk arriveerde.
A
Enumeratio
B
Hyperbool
C
Understatement
D
Antithese

Slide 32 - Quiz

This item has no instructions

Welk stijlfiguur vind je in de onderstaande zin?

Ik steun je door dik en dun
A
Enumeratio
B
Hyperbool
C
Understatement
D
Antithese

Slide 33 - Quiz

This item has no instructions

Welk stijlfiguur vind je in de onderstaande zin?

Felix legt zijn kleren, sokken, zwembroek en ondergoed in zijn kast.
A
Enumeratio
B
Hyperbool
C
Understatement
D
Antithese

Slide 34 - Quiz

This item has no instructions

Welk stijlfiguur vind je in de onderstaande zin?

De marathonloper werd eerst vierde, won toen brons, pakte zilver en heeft nu zelfs goud in handen
A
Drieslag
B
opsomming in drieën
C
Climax
D
Antithese

Slide 35 - Quiz

This item has no instructions

Welk stijlfiguur vind je in de onderstaande zin?

David kon goed voetballen, wielrennen en paardrijden.
A
Drieslag
B
Opsomming in drieën
C
Climax
D
Antithese

Slide 36 - Quiz

This item has no instructions

Collocatie:
kleine, vaste woordgroep
Voorbeeld: woordgroepen als 'tafel dekken' en 'halsbrekende toeren', 'een aanbod accepteren of afslaan', 'spelers fanatiek of enthousiast aanmoedigen', 'rekenen op', 'huiswerk maken', 'boodschappen doen' zijn collocaties.

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Vul het ontbrekende woord in:

Op een houtje ...

Slide 38 - Open question

This item has no instructions

Vul het ontbrekende woord in:

Het .... omgooien

Slide 39 - Open question

This item has no instructions

Vul het ontbrekende woord in:

Een ... aan de pols houden

Slide 40 - Open question

This item has no instructions

Ga nu zelf leren
NN Grammatica §1, §3 en §4

NN Taal §2 en §6

Slide 41 - Slide

This item has no instructions