Havo 3, naamvallen

Stappenplan naamvallen
1. Check voorzetsels
2. Ga de zin verder ontleden als er geen voorzetsel in staat
gebruik hiervoor bijv. HIJ/HEM/AAN HEM
3.  bepaal het geslacht van het woord
5. Kijk in het schema voor de uitgang (let goed op of het woord, dat je moet invullen bij de DER-groep of ein-groep hoort) 
1 / 13
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2-6

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 1 min

Items in this lesson

Stappenplan naamvallen
1. Check voorzetsels
2. Ga de zin verder ontleden als er geen voorzetsel in staat
gebruik hiervoor bijv. HIJ/HEM/AAN HEM
3.  bepaal het geslacht van het woord
5. Kijk in het schema voor de uitgang (let goed op of het woord, dat je moet invullen bij de DER-groep of ein-groep hoort) 

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Schrijf de bezittelijke voornaamwoorden in het Duits op (mijn, jouw enz)

Slide 3 - Open question

(zijn) Vater
Wat is de vertaling van het bezittelijk voornaamwoord?

Slide 4 - Open question

(mijn) Mutter
Wat is de vertaling van het bezittelijk voornaamwoord?

Slide 5 - Open question

Sie hat (mijn) Mutter Schokolade geschenkt.

Slide 6 - Open question

Hast du (deze) Lehrer geantwortet?

Slide 7 - Open question

Ich habe (jouw) Lehrerin nicht gesehen?

Slide 8 - Open question

Sinterklaas hat (jullie klasgenoten) Schokolade geschenkt.
A
ihre Mitschüler
B
eure Mitschüler
C
euren Mitschülern
D
ihren Mitschüler

Slide 9 - Quiz

Weißt du, ob (de) Lehrer krank ist?

Slide 10 - Open question

Kannst du mir (deze) Aufgabe zeigen?

Slide 11 - Open question

Aufgabe
1. Maak zelf 5 opgaven waarmee je de naamvallen kunt oefenen.
2. Gebruik zowel de der-Gruppe als de ein-Gruppe
3. Denk aan het verschil tussen lijdend voorwerp en meewerkend voorwerp.
4. Maak ook zinnen met voorzetsels.

Slide 12 - Slide

Lever hier je 5 zinnen in:

Slide 13 - Open question