2m herhaling gpw

• Duits
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Welche Schulfächer (schoolvakken) kennst du (auf Deutsch)?

vertaal: slim

vertaal: de mentor

vertaal: werken

Wat?

Wie?

Waar?

Wanneer?

Waarom?

Waarheen?

Welke?

Hoeveel?

Waarvandaan?

Hoe?

Was?

Wer?

Wo?

Wann?

Warum?

Wohin?

Welche?

Wie viel (e)

Woher?

Wie?

Wat is de vertaling van
Er möchte?

1. Hij wilt graag
2. Hij mocht
3. Hij zou graag willen

möchten

1. mogen
2. willen (wens)
3. kunnen
4. moeten

möchten (ihr)

1. möcht
2. möchte
3. möchtet
4. möchten

wat betekent: möchten?

1. mogen, toestemming
2. lusten, houden van, leuk vinden
3. graag willen (wens)
4. moeten (bevel)

Ihr....(können)

1. kann
2. kannst
3. können
4. könnt

können - du ....

1. kannst
2. könnt
3. könnst
4. kennst

können

1. willen (wens)
2. moeten (kan niet anders)
3. moeten (van iemand anders)
4. kunnen

ik kan (können)

1. ich kan
2. ich kann
3. ich könne
4. ich könnst

Wir (können) ..... alles.

1. kann
2. kannst
3. können
4. könnt

dürfen

1. durven
2. mogen
3. laten zien
4. komen

dürfen (ich)

1. darf
2. dürfe
3. darfe
4. dürf

Saskia....(dürfen)

1. darf
2. darfst
3. dürfen
4. dürft

dürfen

1. mogen
2. willen (wens)
3. weten
4. durven

Wat betekent dürfen?

1. wagen
2. mogen
3. aardig vinden
4. durven

Du... (dürfen)

1. darf
2. darfst
3. dürfen
4. darft

de betekenis van dürfen is:

1. mogen, toestemming hebben
2. durven
3. lusten
4. houden van

Wir....(dürfen)

1. darf
2. darfst
3. dürfen
4. dürft

mögen

1. mogen
2. durven
3. houden van
4. moeten

mögen (du)

1. möchst
2. magtst
3. magst
4. mögen

mogen + hij

1. mögen er
2. mag er
3. darf er
4. dürft er

Wat betekent "mögen"

1. durven
2. mogen
3. houden van
4. lekker vinden

mögen

1. lusten
2. mogen

mögen: er ...

1. mögt
2. mag
3. mögst
4. magt

Wanneer komt er een extra "e" achter "ein" of "kein"?

Er komt een extra "e" achter "ein" of "kein" als het zelfstandige naamwoord

1. mannelijk of onzijdig is
2. mannelijk of in de meervoud is
3. mannelijk of vrouwelijk is
4. vrouwelijk of in de meervoud is

...... Lampe (v)

1. eine
2. ein

.... Lehrer

1. ein
2. eine

... Schule

1. kein
2. keine

Schüler (mv)

1. kein
2. keine

Stift (m)

1. ein
2. eine

Er komt een extra "e" achter "ein" of "kein" als het zelfstandige naamwoord

1. mannelijk of onzijdig is
2. mannelijk of in de meervoud is
3. mannelijk of vrouwelijk is
4. vrouwelijk of in de meervoud is

vervoeg het woord "haben"

vervoeg het woord "sein"

wat ist het ezelsbruggetje voor de vervoeging van werkwoorden?

hoe verdeel je esttenten?

1. e-st-t-en-t-en
2. est-te-n-te-n
3. es-t-t-en-t-en
4. ik weet het niet

(spielen) er ...

1. spiele
2. spielst
3. spielt
4. spielen

ihr ... (lernen)

1. lerne
2. lernst
3. lernt
4. lernen

Du ________ (leben)

1. leben
2. libst
3. lebenden
4. lebst

Was ________ (machen) ihr heute?

sagen (zeggen) - ihr ....

1. saget
2. sagt
3. sagen
4. sage

wij hebben gespeeld (spielen)