5.1 genotype en fenotype

• Biologie
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Planning voor vandaag

1. uitleg 5.1

2. filmpje

§5.1 Genotype en fenotype

Chromosomen en DNA, waar zit dat?

• Een organisme bestaat uit cellen
• In die cellen zitten celkernen 
• In de celkernen zitten chromosomen
• De chromosomen bestaan uit DNA

Dit is een aantekening

mens=60 biljoen cellen

Chromosomen

• Een mens heeft 46 chromosomen in elke celkern van een gewone lichaamscel (23 paar).
• Chromosomen van een paar zijn hetzelfde. 

Dit is een aantekening

Lezen

havo: lezen blz. 98-100

mavo: lezen blz. 106-109

Onderstreep de belangrijkste zinnen.

Ben je klaar?

Maak een begrippenlijst

Planning voor vandaag

Herhaling

6.1 afmaken

Zelfstandig werken

Herhaling

Schrijf antwoord in je schrift

1. Zet van groot naar klein; celkern, chromosoom, DNA, organisme

2. Hoeveel chromosomen heeft de mens? En hoeveel paar?

Antwoorden

1. Organisme, celkern, chromosoom, DNA

2. 46, 23

Herhaling Genen 

Een gen is een code met informatie voor één erfelijke eigenschap.

Op 1 chromosoom liggen veel genen 

Ieder gen heb je twee keer:

*  één van je moeder

*  één van je vader

Alle chromosomen hebben dezelfde genen, maar sommige staan aan en sommige uit!

Dit is een aantekening

Je hebt duizenden genen van je ouders meegekregen, dus duizenden erfelijke eigenschappen. Genen kunnen niet actief of actief (hard/zacht) zijn

genotype= je innerlijk (DNA) en dit kan NIET veranderen

fenotype = Je uiterlijk! wat je wel kan veranderen

Dit is een aantekening

Zichtbare eigenschappen, bijv. oogkleur en niet zichtbare eigenschappen, zoals bijv. de bloeddruk. aanpassing alleen door mutaties (basisstof 3)

Aan de slag in stilte (mavo)

Blz. 109-113

Verplicht: opdracht 1 t/m 3

Daarna, kies uit:

Makkelijk: opdracht 5, 6 en 7

OF

Moeilijk: opdracht 8 en 9

Tip: lees 5.1 als je het nog niet begrijpt.

Ben je klaar? Maak een begrippenlijst 

4 vragen

Schrijf het antwoord in je schrift

1 Uit welke stof bestaan chromosomen?

1. DNA
2. Genen
3. Mutaties
4. Draden

2 Het uiterlijk van een organisme noemen we

1. Genotype
2. Fenotype

3. Mathilde laat krullen zetten bij de kapper. Verandert hierdoor haar genotype en haar fenotype?

1. genotype wel fenotype niet
2. genotype niet fenotype wel
3. genotype niet fenotype niet
4. genotype wel fenotype wel

4. Heeft een vlieg hetzelfde fenotype als de larve waaruit hij is ontstaan? En hetzelfde genotype?

1. alleen hetzelfde fenotype
2. alleen hetzelfde genotype
3. hetzelfde fenotype en genotype
4. verschillende genotype en fenotype

Aan de slag in stilte (havo)

Blz. 100-105

Verplicht: opdracht 1 t/m 4

Daarna, kies uit:

Makkelijk: opdracht 6 en 7

OF

Moeilijk: opdracht 8 en 9

Tip: lees 5.1 als je het nog niet begrijpt.

Ben je klaar? Maak een begrippenlijst