Period 1: lesson 3 Table top items - adjectives + adverbs

• Engels
• MBO
• Studiejaar 1

Today's goals

You are going to learn about different table top items.

You know what the difference is between an adjective and an adverb.

Table top items: what's it called?

1

2

3

4

5

6

7

Table top items: what's it called?

8

9

10

12

13

14

11

1. napkin   

2. utensils     

3. placemat       

4. tablecloth 

5. flatware      

6. glass

7. shaker     

            

8. straw

9. tongs   

10. fondue fork     

11. linen   

12. spoon/knife/fork

13. crab cracker

14. lobster pick

How many did you have correct?

The parts of speech

zelfstandig naamwoord

persoonlijk voornaamw.

bijvoeglijk naamwoord 

werkwoord

bijwoord

voorzetsel

voegwoord

tussenwerpsel

Lidwoorden worden gezien als onderdeel van bijvoeglijk naamwoorden.

TIP: 

https://nl.wikihow.com/Engelse-zinnen-ontleden

articles are actually a type of determiner (adjective) because of this it is not included in parts of speech.

WAT

HOE

Spiekbriefje voor bij de volgende opdracht.

Deze flashcard kan groot op het bord wanneer de studenten werken aan de opdracht.

Adjectives & adverbs

Gebruik:

• om iets te zeggen over een zelfstandig naamwoord

She is playing an easy game.

Adjective = bijvoeglijk naamwoord

Press the red button.

Her two sisters wore beautiful clothes.

Adjectives & adverbs

Gebruik:   1. om iets te zeggen over een werkwoord

She sings beautifully.

Adverb = bijwoord

Beyonce is an incredibly beautiful singer.

Jack went home really quickly.

2. om iets te zeggen over een bijvoeglijk naamwoord

3. om iets te zeggen over een ander bijwoord

Adjectives & adverbs

Je maakt een adverb door -ly achter het bijvoeglijk naamwoord

te zetten.

beautiful   >   beautifully

 careful   >   carefully

 nice   >   nicely

 dangerous   >   dangerously

 safe   >   safely

Adjectives & adverbs

LET OP!!

• medelinker + y   >   -y wordt -ily

Spelling verandert als het bijvoeglijk naamwoord eindigt op:

terrible  >  terribly           possible  >  possibly

• -le  >  wordt -ly

angry  >  angrily       easy  >  easily

• -ic   >   komt -ally achter

fantastic  >  fantastically       optimistic  >  optimistically

Adjectives & adverbs

LET OP!!

to be,  to seem,  to feel,  to look,  to smell,  to sound

Na de volgende werkwoorden gebruik je een bijvoeglijk naamwoord in plaats van een bijwoord:

Dinner tasted delicious.

My teacher is kind.

The graphics look beautiful.

Adjectives & adverbs

Uit je hoofd leren:

Onregelmatige vorm / dezelfde vorm

She's a good dancer.

He's a fast skater.

The long road.

You were late for class.

We learned a hard lesson.

She's dances well.  

He skates fast.

It took long to get there.

He arrived late for class.

We looked hard at the answers.

Adjectives & adverbs

Adjectives

Adverbs

• bijvoeglijk naamwoord
  
• zegt iets over een zelfstandig naamwoord

• bijwoord
• zegt iets over een:

       -  werkwoord

       -  bijvoeglijk naamwoord

       -  ander bijwoord

• eindigt meestal op -ly

Describe yourself

Try to use alliteration:

naturally nifty Nynke

adverb-adjective-noun

Write down: then share!

Word order - wat is de juiste volgorde van de zinsdelen

WIE

DOET

WAT

WAAR

WANNEER

Word order

In pairs

Now add an adjective to this sentence.

I eat delicious grass in the beautiful fields every day.

Word order

In pairs

Now add an adverb to this sentence.

I eat extremely delicious grass in the enormously beautiful fields every day.

Describe your week

Incorporate words from unit:

Chefs: Tools 1/2/3

Others: breakfast service/at the bar/utensils

Use adjectives and adverbs!

Hand out copies units 4/5/6 cooking

units 10/11/13 hotels & catering

Exit