2023_week13_2mh_les1_herhaling werkwoorden met stam op -d en -t + woordzoeker

1 / 19
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 19 slides, with text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Du hast 3 min für:


Je hebt 3 min om: 

  • Jacke aus

  • Handy in die Tasche ohne tohn
  • Laptop geschlossen auf dem Tisch
  • Buch/ Heft/ Stift auf dem Tisch
timer
3:00

Slide 3 - Slide

timer
15:00
Klaar: Woordzoeker online Kapitel 4.1, 4.2, 4.3
Kapitel 4, Lektion 1, 2, 3

Slide 4 - Slide

Was machen wir heute?
  • Worträtsel erstellen
  • Informationen SO1
  • Wiederholung bezittelijke voornaamwoorden en werkwoorden met de stam op -d en -t
  • Worträtsel losen
  • deutsches Lied

Slide 5 - Slide

Lernziel

- aan het einde van de les heb je met de woordjes van Lektion 1, 2, 3 geoefend, doordat je een puzzel gemaakt hebt.

Slide 6 - Slide

SO1
- Bezittelijke voornaamwoorden
-Zwakke werkwoorden regelmatig
-Zwakke werkwoorden met stam op -d of -t
-Woordjes Kapitel 4, Lektion 1, 2, 3

Slide 7 - Slide

Hoe zat het ook alweer?
Wat zijn de bezittelijke voornaamwoorden in het Duits?

Slide 8 - Slide

Hoe zat het ook alweer?
Wat is de basisregel voor het vervoegen van Duitse werkwoorden?

Slide 9 - Slide

De uitgangen van het werkwoord wohnen
wohnen- en = stam
ich              wohn 
du               wohn 
er/sie/es     wohn 

wir              wohn 
ihr               wohn 
sie               wohn 
Sie              wohn 
  • e
  • st
  • t

  • en
  • t
  • en
  • en

Slide 10 - Slide

De uitgangen van het werkwoord heißen
heißen- en = stam
ich              heiß 
du               heiß 
er/sie/es     heiß 

wir              heiß 
ihr               heiß 
sie               heiß 
Sie              heiß 
  • e
  • t
  • t

  • en
  • t
  • en
  • en
  • Als de stam van een werkwoord eindigt op een s-klank, 
  • zoals -s, -ß, -z dan krijgt de du-vorm alleen een -t inplaats van -st.

Slide 11 - Slide

De uitgangen van het werkwoord als de stam eindigt op -d of -t. 
ich              red 
du               red 
er/sie/es     red

wir              red
ihr               red 
sie               red
Sie              red 
  • +e
  • +est
  • +et

  • +en
  • +et
  • +en
  • +en

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Worträtsel lösen

Slide 15 - Slide

Lernziel

- aan het einde van de les heb je met de woordjes van Lektion 1, 2, 3 geoefend, doordat je een puzzel gemaakt hebt.

Slide 16 - Slide

Abschluss
Niet inpakken - luisteren - ik sluit de les af
  • na mijn startsignaal: inpakken
  • zitten blijven tot de bel gaat- stil

  • dan: klaar :)

Slide 17 - Slide

Hausaufgaben
Maken:  Kijk-luisteropdracht afmaken

Slide 18 - Slide

Auf Wiedersehen!

Slide 19 - Slide