Proefwerk Kapitel 3

Proefwerk Kapitel 3
Herhaling Grammatica

Kloktijden (blz. 94)
Het bezittelijk voornaamwoord (blz. 101)
Werkwoorden met stam op -d, -t (blz. 112)
Möchten (blz. 119)
Maanden en datum (blz. 120)
1 / 26
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Proefwerk Kapitel 3
Herhaling Grammatica

Kloktijden (blz. 94)
Het bezittelijk voornaamwoord (blz. 101)
Werkwoorden met stam op -d, -t (blz. 112)
Möchten (blz. 119)
Maanden en datum (blz. 120)

Slide 1 - Slide

De kloktijden zeg je in het Duits in dezelfde volgorde als in het Nederlands.
A
Juiste
B
Onjuist

Slide 2 - Quiz

Vertaal:
Het is acht uur.

Slide 3 - Open question

Schrijf in het Duits op hoe laat het is:
18:15

Slide 4 - Open question

Het bezittelijk voornaamwoord gebruik je om ...
A
aan te geven dat je iets graag wil hebben.
B
aan te geven dat iets van iemand is.

Slide 5 - Quiz

ik
ich
jij
du
hij
er
zij
sie
het
es
wij
wir
jullie
ihr
zij
sie
u
Sie
Sleep het bezittelijke voornaamwoord op de juiste plaats in het schema
unser
dein
Ihr
euer/eure
mein
ihr
ihr
sein
sein

Slide 6 - Drag question

Wanneer komt er een "e" achter het bezittelijk voornaamwoord?
A
Als het gaat om: mannelijk / onzijdig
B
Als het gaat om: mannelijk / vrouwelijk
C
Als het gaat om: onzijdig / vrouwelijk
D
Als het gaat om: vrouwelijk / meervoud

Slide 7 - Quiz

Das ist (mijn) .......... Lehrerin.
A
mein
B
meine

Slide 8 - Quiz

Ist dat (jouw) .......... Lehrer?
A
dein
B
deine

Slide 9 - Quiz

euer
eure

Slide 10 - Drag question

Waarvoor staat "idewis"?

Slide 11 - Open question

Wat is het ezelsbruggetje voor de uitgangen van zwakke werkwoorden in de tegenwoordige tijd?

Slide 12 - Open question

Feesttenten 
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
wohnst
wohnen
wohnt
wohne
wohnen
wohnt

Slide 13 - Drag question

Maak het rijmpje af:
"Eindigt de stam op een d of een t, begint de uitgang altijd met een ...

Slide 14 - Open question

Vervoeg:
du (reden) ..........

Slide 15 - Open question

Vervoeg:
wir (reden) ..........

Slide 16 - Open question

Vervoeg:
ihr (heiraten) ..........

Slide 17 - Open question

Wat betekent het werkwoord "möchten"?
A
graag willen
B
moeten

Slide 18 - Quiz

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
möchten
möchtest
möchte
möchtet
möchten
möchten
möchte

Slide 19 - Drag question

Maanden zijn in het Duits ...
A
mannelijk (der)
B
vrouwelijk (die)
C
onzijdig (das)

Slide 20 - Quiz

Maanden beginnen altijd met een ...
A
hoofdletter
B
kleine letter

Slide 21 - Quiz

Als je wilt zeggen in welke maand iets gebeurt, dan zetje het woord .......... voor de maand.
A
im
B
am

Slide 22 - Quiz

Als je wilt zeggen op welke datum iets gebeurt, dan zet je het woord .......... voor de datum.
A
im
B
am

Slide 23 - Quiz

Vertaal:
In december vieren we Kerstmis.

Slide 24 - Open question

Vertaal:
Ik ben op 4 januari jarig.

Slide 25 - Open question

Grammatica Proefwerk Kapitel 3
Kloktijden (blz. 94)
Het bezittelijk voornaamwoord (blz. 101)
Werkwoorden met stam op -d, -t (blz. 112)
Möchten (blz. 119)
Maanden en datum (blz. 120)

Slide 26 - Slide