Woche 38

V5 Deutsch, Woche 38
1 / 41
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

V5 Deutsch, Woche 38

Slide 1 - Slide

Diese Woche (V5du11):
Montag (80 Min.)

Overhöring Wörter
Lektion 2, Woche 2
Hören: B1
GR2: ohne & statt 
Hausaufgaben
Freitag (80 Min.)

Check: Aufgabe 4 & 5 
Hören: AB Aufgabe 12
Lesen: AB Aufgabe 10
LiteratUUR
Hausaufgaben

Slide 2 - Slide

Diese Woche (V5du3):
Donnerstag (40 Min.)

LiteratUUR
Hausaufgaben
Freitag (40 Min.)

Check: 
Aufgabe 4 & 5
Hören: 
AB Aufgabe 12
Lesen: 
AB Aufgabe 10
Hausaufgaben
Dienstag (80 Min.)

Overhoring Wörter Lektion 2, Woche 2
Hören: B1
GR2: ohne & statt
Hausaufgaben

Slide 3 - Slide

Wörter Lektion 2, Woche 1
A
B
die Imbissbude
die Jugendmesse
das Konservierungsmittel
das Konsumgut
erfolgreich
ganztägig 
minderjährig 
gezielt
etwas nicht mehr unter Kontrolle haben
dagegen ist nichts einzuwenden. 

Slide 4 - Slide

Wörter Lektion 2, Woche 2
A
B
zich beschermen tegen
beschikken over 
vernielen
groeien
het misverstand
de topsport
het evenement
het verlangen
de koploper
de deelnemer

Slide 5 - Slide

Hören
KB Aufgabe B1
S. 26

Reicht die Antworten auf LessonUp ein

Track 14 = Frage 1, 2
Track 15 = Frage 3, 4
Track 16 = Frage 5, 6, 7

Slide 6 - Slide

1
A
A
B
B
C
C

Slide 7 - Quiz

2
A
A
B
B
C
C

Slide 8 - Quiz

3
A
A
B
B
C
C

Slide 9 - Quiz

4
A
A
B
B
C
C

Slide 10 - Quiz

5
A
A
B
B
C
C

Slide 11 - Quiz

6
A
A
B
B
C
C

Slide 12 - Quiz

7
A
A
B
B
C
C

Slide 13 - Quiz

GR2: ohne & statt
Konjunktionen 
--> Het verbinden van hoofd- en bijzinnen

Vorige week: FINALE ANGABEN --> damit, um ... zu, zum/zur (zodat/opdat, om ... te, ter)

Deze week: Ohne, ohne ... zu, ohne ... dass & statt, statt ... zu, statt ... dass 

Slide 14 - Slide

GR2: ohne & statt
ohne
ohne ... zu
ohne ... dass


statt
statt ... zu 
statt ... dass 

Slide 15 - Slide

Zonder (te / dat)

ohne = zonder (+4)
In de bijzin staat een zelfstandig naamwoord

ohne ... zu = zonder te
In de bijzin staat een infinitief

ohne ... dass = zonder dat
In de bijzin staan een onderwerp + persoonsvorm

Slide 16 - Slide

Zonder (te / dat)

ohne = zonder (+4)
In de bijzin staat een zelfstandig naamwoord

ohne ... zu = zonder te
In de bijzin staat een infinitief

ohne ... dass = zonder dat
In de bijzin staan een onderwerp + persoonsvorm
Voorbeelden:

Du kannst nicht 5 Tage der Woche arbeiten ohne Entspannung.


Du kannst nicht 5 Tage der Woche arbeiten, ohne dich zu entspannen.

Du kannst nicht 5 Tage der Woche arbeiten, ohne dass du dich entspannst.

Slide 17 - Slide

In plaats van (te / dat)

statt = in plaats van (+2)
In de bijzin staat een zelfstandig naamwoord

statt ... zu = in plaats van te
In de bijzin staat een infinitief

statt ... dass = in plaats van dat
In de bijzin staan een onderwerp + persoonsvorm


In de bijzin staat een zelfstandig naamwoord

Slide 18 - Slide

In plaats van (te / dat)

statt = in plaats van (+2)
In de bijzin staat een zelfstandig naamwoord

statt ... zu = in plaats van te
In de bijzin staat een infinitief

statt ... dass = in plaats van dat
In de bijzin staan een onderwerp + persoonsvorm
Voorbeelden

Statt der Reise nach Italien, macht die Familie Tagesausflüge in der Heimat.

Wegen Corona bleibt die Familie zu Hause, statt nach Italien zu reisen.

Wegen Corona bleibt die Familie zu Hause, statt dass sie nach Italien reist.


Slide 19 - Slide

Samenvattend
Ohne (zu / dass) = zonder (te / dat). Ohne +4.
Statt (zu / dass) = in plaats van (te / dat). Statt + 2. 

* Ohne ... zu & statt ... zu = alleen te gebruiken in combinatie met een heel werkwoord, dus wanneer het onderwerp van de hoofd- en bijzin gelijk is. 

* Ohne dass & statt dass = gebruik je sowieso als het onderwerp van de hoofd- en bijzin verschilt. Kan ook gebruikt worden als het gelijk is, maar staat minder mooi (zie NL). 

* Ohne & statt = alleen te gebruiken in combinatie met een zelfstandig naamwoord. Het lidwoord daarvan komt bij ohne in de 4e (Akk) en bij statt in de 2e naamval (Gen) te staan. 


Slide 20 - Slide

An die Arbeit
AB Aufgabe 4 + 5 
S. 30-31

Slide 21 - Slide

Hausaufgaben für Freitag (du11)
- Machen:
Ausblick AB Aufgabe 4 + 5 (S. 30-31)

LiteratUUR:
- Lees Text 3: Der Sandmann van E.T.A Hoffmann -> S. 68-70
- Maak Aufgabe 5 in je schrift (S. 71-72). Deze vragen (over Der Sandmann) beantwoord je in het Nederlands. 

- Lernen: Wörter Lektion 2, Woche 2, "der Verband" t/m "Weltvorstellungen vermitteln".


Slide 22 - Slide

Hausaufgaben für Donnerstag (du3)
LiteratUUR:
- Lees Text 3: Der Sandmann van E.T.A Hoffmann -> S. 68-70
- Maak Aufgabe 5 in je schrift (S. 71-72). Deze vragen (over Der Sandmann) beantwoord je in het Nederlands. 

- Lernen: Wörter Lektion 2, Woche 2, "die Sehnsucht" t/m "stolz".






Slide 23 - Slide

Hausaufgaben für Freitag (du3)
- Machen: Ausblick AB Aufgabe 4 + 5 (S. 30-31)

- Lernen: Wörter Lektion 2, Woche 2, "umgekehrt" t/m "Weltvorstellungen vermitteln". 



Slide 24 - Slide

Diese Woche (V5du11):
Montag (80 Min.)

Overhöring Wörter
Lektion 2, Woche 2
Hören: B1
GR2: ohne & statt 
Hausaufgaben
Freitag (80 Min.)

Check: Aufgabe 4 & 5 
Hören: AB Aufgabe 12
Lesen: AB Aufgabe 10
LiteratUUR
Hausaufgaben

Slide 25 - Slide

Diese Woche (V5du3):
Donnerstag (40 Min.)

LiteratUUR
Hausaufgaben
Freitag (40 Min.)

Check: 
Aufgabe 4 & 5
Hören: 
AB Aufgabe 12
Lesen: 
AB Aufgabe 10
Hausaufgaben
Dienstag (80 Min.)

Overhoring Wörter Lektion 2, Woche 2
Hören: B1
GR2: ohne & statt
Hausaufgaben

Slide 26 - Slide

Wörter
Versie A
Versie B
het contract
de schuld
het goed
het doel
meerderjarig
trots
aanvullend
vermoedelijk
zich iets kunnen veroorloven
op de voorgrond staan

Slide 27 - Slide

Check: Aufgabe 4 + 5 
AB S. 30-31

Slide 28 - Slide

Hören
AB Aufgabe 12 
S. 37

Reicht die Antworten auf LessonUp ein


Slide 29 - Slide

1
A
A
B
B
C
C

Slide 30 - Quiz

2
A
A
B
B
C
C

Slide 31 - Quiz

3
A
A
B
B
C
C

Slide 32 - Quiz

4
A
A
B
B
C
C

Slide 33 - Quiz

5
A
A
B
B
C
C

Slide 34 - Quiz

6
A
A
B
B
C
C

Slide 35 - Quiz

7
A
A
B
B
C
C

Slide 36 - Quiz

Lesen
AB Aufgabe 10
S. 34-35

Lies den Text und schreibe hinter jeder Aussage, ob der Verfasser ihr 
positiv (A)
oder 
negativ/skeptisch (B)
gegenübersteht. 

Slide 37 - Slide

Diese Woche (V5du3):
Donnerstag (40 Min.)

LiteratUUR
Hausaufgaben
Freitag (40 Min.)

Check: 
Aufgabe 4 & 5
Hören: 
AB Aufgabe 12
Lesen: 
AB Aufgabe 10
Hausaufgaben
Dienstag (80 Min.)

Overhoring Wörter Lektion 2, Woche 2
Hören: B1
GR2: ohne & statt
Hausaufgaben

Slide 38 - Slide

LiteratUUR  
-Antworten Der Sandmann
-Die Leiden des jungen Werther

Slide 39 - Slide

Hausaufgaben für Montag (du11)
- Machen: AB Aufgabe 10 (S. 34-35)

- Lernen: Wörter Lektion 3, "abnehmen" t/m "die Buchmesse" (alleen DU-NL!)


Slide 40 - Slide

Hausaufgaben für Montag (du3)
- Machen: AB Aufgabe 10 (S. 34-35)

- Lernen: Wörter Lektion 3, "abnehmen" t/m "etwas übersetzen" (alleen DU-NL!)


Slide 41 - Slide